Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars

Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars onderzoekt de geschiedenis van de structuur en de financiering van de gezondheidszorg en plaatst deze in het nationale en internationale perspectief van de verzorgingsstaat. Deze website - Kenniscentrumhistoriezorgverzekeraars - is opgericht en tot voor kort beheerd door dr. Karel-Peter Companje, die Geschiedenis en Bedrijfsarchiefkunde studeerde. In 1997 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift Over artsen en verzekeraars. Een historische studie naar de elementen die de relatie van ziekenfondsen en artsen op het nationale en regionale vanaf 1827 hebben beinvloed.


Beschouwingen


D. Rigter – januari 2010
Better and more affordable healthcare, a historic and universal issue


Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars – 12 augustus 2009
Commercie in de zorg: Nederlandse koudwatervrees. De Nederlandse zorgsector is in beweging. Concernvorming, organisatorische en bestuurlijke veranderingen sluiten aan bij de ontwikkelingen in de gezondheidszorg, die sinds de invoering van neoliberale principes van concurrentie en marktwerking vanaf 1986 leidraad zijn.
De ontwikkeling van concurrentie en marktwerking is al sinds 1986 beleid, maar de politieke en wettelijke kaderstelling waarin zorgaanbieders als private partijen onder dit marktrégime hun produkten kunnen verkopen liep begin 2009 nog ver achter de feiten. De politieke en maatschappelijke onrust na faillissementen, wanorde en mislukte fusies van zorginstellingen als thuiszorgconcerns, verpleeginstellingen en ziekenhuizen groeide. Bekende voorbeelden van mislukkingen zijn Meavita, Philadelphia en de IJsselmeerziekenhuizen. De gevolgen van decennia oud bestuurlijk onvermogen, onbeheersbare conglomeraten en financieel mismanagement hadden tot gevolg dat de zorgconsument het slachtoffer kon worden en dat de overheid door midden van steunmaatregelen de problemen moest oplossen. Faillissement leek soms een onvermijdelijk, maar pijnlijk gevolg.
Het leek erop dat het vijfde kabinet-Balkenende een einde wilde maken aan de mogelijkheden om privaat ondernemerschap in de zorg verder te ontwikkelen. For-profit ondernemerschap werd aan strikte banden gelegd. De plannen van Klink en Bussemaker betekenden een spagaat: meer controle en toezicht met beperking van overheidssteun bij financiële problemen van zorginstellingen, terwijl het aantrekken van privaat kapitaal voor investeerders door winstbeperking onaantrekkelijk werd gemaakt.
Deze voorstellen vielen daarom niet in vruchtbare aarde bij de ziekenhuisbranche en andere zorgondernemersen deelnemers uit het beleidsveld.
De manier waarop dit debat over bestuurlijk toezicht, markt en verhoudingen tussen private actoren en overheid wordt gevoerd is typisch Nederlands. Het Nederlandse zorgstelsel wordt in andere landen als Duitsland, België, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten bestudeerd als mogelijk voorbeeld voor stelselwijziging. De voorbeeldfunctie betreft dan de Zorgverzekeringswet met de basisverzekering curatieve zorg. In Nederland zelf wordt in het debat over marktwerking in de zorg noch door de politiek, noch door het beleidsveld of betrokken partijen naar beleid, processen en wetgeving in het buitenland gekeken. In Duitsland, Groot-Brittannië, Griekenland, Zweden, Frankrijk en Spanje is winst in instellingen als ziekenhuizen wel toegestaan. Duitse zorgconcerns als Helios, Rhön-Klinikum en Asklepios tonen aan dat, in tegenstelling tot de Nederlandse koudwatervrees, de profit-sector uitstekend naast en complementair aan de non-profit-sector in de zorg kan functioneren.
Iedere onderneming is op eigen wijze succesvol, zonder dat in Duitsland de Nederlandse koudwatervrees voor zorgcowboys en overdreven winstbejag bewaarheid werd. Innovatie, investering in kwaliteit en uitbreiding van zorg, patiëntgerichtheid en het bieden van een gezond alternatief voor de publieke sector blijkt door private concerns mogelijk binnen de door de overheid gestelde kaders voor bedrijfsuitoefening en tariefstelling. Wat zijn de succesfactoren en waarborgen voor deze ontwikkelingen, waar de private sector kan voorzien in kwalitatief hoogwaardige, betaalbare zorg bij het vastlopen van overheidsplanning en gebrek aan publieke investeringsmogelijkheden?
De kwaliteit van het management van concerns als Asklepios, Rhön-Klinikum en Sana wordt bepaald door de druk van marktconforme rendementen voor kapitaalverschaffers. Daarbij blijkt dat de door zorgconcerns geboden rendementen geen kortetermijnwinsten betreffen, maar dat de investeringen in gebouwen, medisch-technologische infrastructuur, kwaliteitsbeleid, innovatie en overnames slechts renderen op de lange termijn. Private concerns trekken niet alleen geld aan op de kapitaalmarkt, maar investeren daarom ook uit eigen vermogen. De Unternehmens- en Investitionsautonomie van private ondernemingen zijn groter dan van gemeentelijke of regionale ziekenhuizen, omdat de bedrijfsvoering niet afhankelijk is van lokale of regionale politieke besluitvorming over beleid en exploitatie.
Schaalgrootte is mede bepalend voor efficiency en kostenbeheersing door beheersing van de exploitatielast en lagere personele lasten. De aan Rhön-Klinikum, Asklepios en Sana verbonden instellingen zijn autonoom in handelen voor zover dit past in het regionale zorgbeleid, terwijl ondersteunende diensten, innovatieresearch, inkoop en andere centraal te regelen exploitatieaspecten economischer kunnen worden geregeld. Grootschalige outsourcing verlaagt de kosten sterk. De beheerskosten kunnen daardoor tot 5,5% lager zijn dan in publieke ziekenhuizen.
Grote concerns zijn beter in staat tot het ontwikkelen van bouw- en inrichtingsbeleid van instelling dan individuele publieke en semipublieke instellingen. Rhön-Klinikum gebruikt bij overname en herinrichting van ziekenhuizen een door het concern ontwikkelde formule, waarbij de inrichting wordt bepaald door zorgprocessen en patiëntenstromen. Hierdoor wordt bespaard op bouw- en personeelskosten en kunnen behandelprocessen patiëntvriendelijk worden versneld. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is bij private zorgaanbieders door deze aspecten hoger dan in publieke instellingen, zonder dat er sprake is van aantoonbaar hogere arbeidsbelasting.
De kans op de Klinkiaanse zorgcowboys en op snelle winst beluste investeringsfondsen is in de Duitse private zorgsector zoals in ieder deel van het economisch leven niet volledig uit te schakelen, maar zij is niet groot. De governance-discussie die in voorjaar en zomer 2009 in Nederland werd gevoerd, was in Duitsland publiek noch politiek een issue. Zorgconcerns functioneerden en functioneren als commerciële ondernemingen, waarbij bestuur en management verslag legden en leggen van inkomen en activiteiten.De zorgconcerns werken in de ziekenhuis- en langdurige zorg binnen de wettelijke erkeningskaders van het Gesundheitsstrukturgesetz van 1993, waarbij de bepalingen van de Krankenhausplanung op regionaal niveau voor de instellingen het belangrijkste waren.
De belangrijkste consumentenbron werd gevormd door bij de Krankenkassen verzekerden, in juni 2009 92,6% van de Duitse bevolking. Krankenhausplanung, de richtlijnen voor verstrekking van zorg volgens de verplichte verzekering en de tariefstelling volgens het Krankenhausfinanzierungsreformgesetz en G-DRG waren garanties tot inpassing van private zorgconcerns in het Duitse zorgstelsel met voldoende ruimte voor bedrijfsvoering en rentabiliteit. Vrijwel alle concerns, met uitzondering van Asklepios, publiceerden jaarverslagen met verantwoording van winst, investeringen en beloningsstructuren voor de concernleiding. Kwaliteit- en veiligheidsbeleid met controleerbare verslaglegging en de in samenwerking met de brancheorganisaties van ziekenhuizen, ziekteverzekeraars en Krankenkassen ontwikkelde kwaliteitssystemen zorgden er voor dat de Duitse private concerns op deze aspecten het Nederlandse bestel in 2009 ver voor waren.
Kartel- of monopolieposities van concerns in een regio worden uitgesloten door beoordeling van fusies, overnames of opheffing van zorginstellingen door het Bundeskartellamt. Het Duitse zorgstelsel heeft geen instelling als de NZa, die ook verantwoordelijk is voor de marktontwikkelingen van prijs, volume en toegankelijkheid. Het Bundeskartellamt toetst sinds 1 januari 2000 alle overnames en fusies van Krankenkassen en zorgaanbieders op kartelvorming en aanmerkelijke marktmacht. De landelijk werkende concerns dienden voor iedere overname het Bundeskartellamt toestemming te vragen, waarbij marktmacht en niet de beschikbaarheid en kwaliteit van zorg toetsingscriterium was. Het kwam voor dat een overname werd afgewezen omdat een concern in een regio een te dominante positie zou krijgen, ook al zou de betreffende publieke instelling failliet gaan of bij gebrek aan investeringsmogelijkheden moeten sluiten. In 2004 verbood het Bundeskartellamt de overname van het gemeentelijk ziekenhuis te Eisenhüttenstadt door Rhön-Klinikum, omdat het concern in de regio Rhön-Grabfeld al meer ziekenhuizen had. Daarbij werd de mogelijkheid dat het ziekenhuis failliet kon gaan wel genoemd, maar te sterke marktmacht was belangrijker.
Het Bundeskartellamt stemde in 2006 wel in met de overname van de Helios Kliniken AG en Humaine Kliniken GmbH door het internationale concern Fresenius AG. Het aandeel van de concerns op de horizontale en verticale markten van ziekenhuiszorg, langdurige verpleging, psychiatrische zorg en revalidatie was zo verschillend dat een verbod of verkoop van instellingen niet noodzakelijk was.
Beslissingen van het Bundeskartellamt konden in hoger beroep wel worden aangepast. In juni 2007 werd beslist dat Asklepios het ziekenhuis Mariahilf in Hamburg niet mocht laten fuseren met de nabijgelegen Asklepioskliniek Harburg. Asklepios en het stadsbestuur spanden hiertegen een procedure aan bij de het Oberlandesgericht Düsseldorf, waarop de Monopolkommission van het Bundeskartellamt na een bijzondere ministeriële verklaring toestemming gaf. Samenvoeging van het Schwerpunktversorgingskrankenhaus Mariahilf met de Harburgkliniek zou kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de specialismen in de regio betekenen. De kwaliteit van de gezondheidszorg werd toch belangrijker geacht dan de vergroting van de toch al overheersende marktmacht van Asklepios in de Hamburgse regio.
Wettelijke en maatschappelijke regulering van corporate governance en transparantie in verantwoording, het wettelijke kader van het Duitse ziekenhuisbestel met marktregulering en tariefstelling, de ervaring met regulering van marktmacht, de machtspositie van de Krankenkassen, het succes van de private ziekenhuissector met innovatie, kwaliteitsbeleid, ervaring met ketenzorg, efficiënte bedrijfsvoering, toegang tot kapitaal voor investeringen en het leveren van goede vraagresponsieve zorg zijn succesfactoren voor het aandeel van private zorgconcerns in het Duitse zorgstelsel.
De vraag of winst, commerciële bedrijfsvoering en zorgverlening samengaan is hiermee nog niet beantwoord. Het Duitse zorgstelsel kan niet zonder deze concerns die niet alleen de gebreken van de publieke sector aanvullen, maar ook een trekkersrol voor zorgvernieuwing en bedrijfsvoering vervullen. Zorgconcerns krijgen door participatie in de Krankenhausplanung wel een deel van hun investeringen vergoed uit publieke middelen, maar veel minder dan de publieke en semipublieke instellingen. Winst betekent ook winstbelasting: in 2006 werd € 151 miljoen winstbelasting afgedragen. En zonder winst kan een onderneming niet investeren, noch investeringskapitaal aantrekken.
De betekenis van zorgconcerns in het Duitse zorgstelsel is niet alleen essentieel voor zorgverlening, maar ook voor innovatie en kwaliteit. De sinds 1993 ontwikkelde wettelijke en maatschappelijke kaders garanderen dat zij commercieel kunnen functioneren, zorg leveren tegen politiek en maatschappelijk aanvaardbare prijzen en een belangrijke publieke rol vervullen. De ontwikkeling van kwalitatieve zorgverlening door commerciële, goed functionerende ondernemingen staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Wettelijke kaders en maatschappelijke normen zijn nog in ontwikkeling, terwijl de kamerbrief van Klink en Bussemaker over Ruimte en rekenschap in de zorg de manier waarop zorgconcerns in Duitsland hun functie vervullen zeer lastig maakt. Het wantrouwen tegen ‘winst’ en bedrijfsmatige bestuursstructuren wordt veroorzaakt door ideologische normen over maatschappelijk ondernemen en door wantoestanden, als gevolg van langdurig bestuurlijk onvermogen, te snel gegroeide onbeheersbare conglomeraten, financiële wantoestanden en te weinig transparantie in verslaglegging en beleidsontwikkeling.
De ontwikkelingen van de laatste 20 jaar in Duitsland tonen aan dat het anders kan. Het is vleiend dat vanuit het buitenland met bewondering wordt gekeken naar de Nederlandse basisverzekering curatieve zorg. Het zou nuttig zijn om zelf over de grenzen te kijken naar ontwikkelingen die in Nederland van nut kunnen zijn. Koudwatervrees voor functionerende zorgconcerns en navelstaren naar binnenlandse ontwikkelingen beperkt de zo broodnodige verdergaande vernieuwing van de structurering van zorg.

Deze bijdrage is een samenvatting van een onderzoek, dat door het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars is uitgevoerd. Meer informatie: hiz@planet.nl

dr. K.P. Companje - Kenniscentrum Historie Zorgeverzekeraars

   

De complete Patient Protection and Affordable Care Act (2072 pagina's)


 Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars – 9 augustus 2009
Heeft Obama met zijn hervormingen van het Amerikaanse zorgstelsel kans van slagen? Een tussenbalans
Obama hield op zaterdag 8 augustus een rede over het mogelijk succes van zijn voorstellen om het Amerikaanse zorgstelsel op federaal niveau te hervormen. Volgens de president is er brede consensus over de noodzaak van zijn voorstellen. Congrescommissies zijn druk met het voorbereiden van wetsontwerpen. Een paar apotheekketens zijn bereid om voor 65+ers goedkoper medicijnen te leveren. De artsen- en verplegersorganisaties American Medical Association en American Nurses Association zijn onder voorwaarden bereid om de hervormingen te steunen.
De oppositie wordt echter sterker. Republikeinen, het orthodox-christelijke kamp, belanghebbenden uit de farmaceutische industrie en verzekeraars, partijen waarvan de lijnen vaak door elkaar lopen, lijken een front te vormen tegen deze broodnodige poging om voor alle inwoners van de Verenigde Staten toegankelijkheid tot zorg te bieden tegen een redelijke premie.
Een harde reden om een regeling te treffen is het simpele feit dat 46 miljoen Amerikanen geen dekkende ziektekostenverzekering hebben. En bij de groeiende werkloosheid wordt dat aantal groter: de koppeling tussen een baan en ziekteverzekering als secundaire arbeidsvoorwaarde is in de VS een natuurlijke. Dus: geen werk = geen ziektekostenverzekering. Toegankelijkheid tot gezondheidszorg wordt steeds dringender sociale noodzaak en dwingt, naast de economische noodzaak tot kostenbeheersing, tot de regeling van een sociale ziektekostenverzekering of de uitbreiding van het Medicaid-programma door verhoging van de inkomensgrenzen.
Een paar factoren lijken in het nadeel van Obama te zijn: de oppositie en marktideologie, de kosten en de complexiteit van zijn voorstellen en zijn wens om het zorgstelsel zo snel mogelijk te hervormen. Dat politieke en maatschappelijke oppositie effectief in staat is om de dringend gewenste sociale regeling de nek om te draaien, is in 1994 wel gebleken met het échec van de Clintonwetgeving. De oppositie brult nu ook weer dat een federale sociale ziektekostenregeling indruist tegen de vrije markt en teveel overheid brengt. Of Obama deze ontwikkeling voor kan zijn hangt af van de uitvoering van het tijdschema en de Democratische steun in Congres en Senaat. In dit geval: gokken staat vrij.
De social health insurance volgens Obama is ingewikkeld, zeer ingewikkeld, om de belangrijkste partijen als werkgevers, hogere inkomens, artsen, oppositie te vriend te houden en tegelijkertijd een zo groot mogelijke pooling en verevening te bouwen om risicospreiding en toegankelijkheid bij vrijwillige toetreding te realiseren.
Wat is de sociale ziektekostenverzekering volgens het Obamamodel? Zij bestaat uit drie delen:

  1. Verbetering van de gezondheidszorg zelf door:
  • verbetering van de kwaliteit van zorg voor chronisch zieken door Disease Management Programs ofwel ketenzorg
  • volledige transparantie van kwaliteit en kosten van zorg
  • zorgaanbieders aansporen tot het leveren van betere kwaliteit door terugbrengen van medische missers, financiële en technische prikkels tot het leveren van goede zorg en een onafhankelijk kwaliteitsinstituut voor onderzoek en review
  • het terugdringen van gezondheidsongelijkheid
  • verbeteren van Public Health door openbare, ondernemings- en individuele maatregelen
  1. Verlagen van de kosten door:
  • antitrustwetgeving om verzekeraars te beletten hoge premies te heffen als gevolg van verkeerde schadecalculatie
  • terugdringen van kartelvorming in de farmacie- en verzekeringssectoren om lagere premies af te dwingen en overwinsten te voorkomen. De meeste premies zijn de laastste vijf jaar meer dan 87% gestegen.
  • toelaten van parallelimport van geneesmiddelen en een verbod op het blokkeren van de verkoop van generieke geneesmiddelen
  • vermindering van de kosten van het ongevalsrisico voor werkgevers én werknemers
  1. Het garanderen van algemene, vrijwillige toegankelijkheid tot zorg door een federale verzekeringsparaplu, gevormd door bestaande private arrangementen, Medicaid-programma’s en een nieuwe regeling:
  • verzekeringsmaatschappijen te dwingen tot regelingen zonder ‘oude’ uitsluitingen
  • de National Health Insurance Exchange (NHIE) om niet collectief-verzekerden de mogelijkheid te bieden een nieuwe verzekering aan te gaan, van verzekering te veranderen naar een nieuwe publieke regeling, of een polis te nemen bij een erkende private regeling
  • de NHIE garandeert een omschreven pakket verstrekkingen met alle essentiële zorg, inclusief preventieve, verloskundige en psychiatrische zorg
  • zorgaanbieders die met de NHIE contracteren moeten gestandaardiseerd rekenschap afleggen over kwaliteit, medische technologie en administratie
  • fiscale tegemoetkoming in premies voor families en kleine bedrijven
  • verplichte werkgeversbijdragen voor werkgevers die ziekteverzekeringspremies voor hun werknemers onvoldoende compenseren
  • toegankelijkheid tot zorg voor alle kinderen
  • verhoging van de inkomensgrenzen voor Medicaid en de State Children Health Insurance Program
  • het toelaten van ziektekostenregelingen op statelijk niveau als staten al voorzagen in een dergelijke regeling, mits deze regelingen voldoen aan federale normen

De hervorming van het Amerikaanse zorgstelsel is een clustering van verzekerings-, gezondheidszorg-, kosten- en antikartelmaatregelen, die niet in één wet te ordenen is. De stelselwijziging die zich in Nederland vanaf 1986 heeft ontwikkeld, met als voorlopige hoogtepunten de Zorgverzekeringswet en de marktwetgeving voor liberalisering van tarieven en regulering van zorg, is een proces dat nog lang niet is voltooid. De door de regering-Obama voorgestelde maatregelen lijken op een streven naar beperkte regulering van verzekering en structurering van zorg, een zachte omgekeerde vorm van het Nederlandse proces.
In Nederland raadde de bekende commissie-Dekker in haar rapport Bereidheid tot verandering (1987) dringend aan haar voorstellen binnen een half jaar in te voeren, omdat er anders van drastische verbeteringen in de structuur en financiering niets terecht zou komen. Bekijk in 2009 de resultaten. Wellicht bezien we over 22 jaar dat er van de voorstellen van Obama veel terecht is te komen, ten goede of niet. Maar of de regering Obama in staat zal zijn om deze rijstebrij van wetten en regelingen in het gewenste ijltempo te realiseren, al dan niet met tegenwerking van de oppositie? Aesculapius zal het ongetwijfeld weten, maar de kans is als twijfelachtig te schatten.K.P. Companje
Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars


Ton Kappelhof - 3 augustus 2009
Het plan van Obama voor een nationale ziektekostenverzekering: wat moeten wij in stadsstaat Nederland daarmee?
De pagina over het plan van Obama om een nationale ziektekostenverzekering in te voeren geeft meer informatie over een ingewikkelde maar wel zeer interessante materie. Een van onze kwaliteitskranten, het NRC-Handelsblad, van zaterdag 25 juli, bevatte wel twee artikelen over dit onderwerp, maar ze gaan niet al te diep. De grote beeldmedia doen helemaal niets aan dit onderwerp, want het laat zich niet samenvatten in one liners en leuke beelden zijn moeilijk te vinden. Verzekeringen zijn pas sensationeel als ermee gefraudeerd wordt. Minder ‘zware’ kranten als het AD en de gratis treinkranten besteden helemaal geen aandacht aan dit onderwerp.
Moeten wij in Nederland ons dan druk maken over de Amerikaanse ziektekosten-verzekering? Het antwoord luidt: nee en ja. Als stadsstaat met iets minder inwoners dan Jakarta is Nederland niet te vergelijken met een supermacht met 300 miljoen inwoners.. Anderzijds, ja, want het Amerikaanse voorbeeld bewijst dat ‘de markt’ werkt maar dat het dan wél de verkeerde kant op gaat. De VS hebben nu een peperdure gezondheidszorg die voor een groot deel van de bevolking niet toegankelijk en weinig effectief is. Artsen en verzekeraars verdienen er goed aan. Al dat dokteren heeft epidemieën als obesitas en suikerziekte niet kunnen verhinderen. Er is een heilloze coalitie ontstaan van medici, farmaceutische industrie en media die de mensen aanpraten dat hun lichaam er zus en zo uit moet zien. De kosten van plastische chirurgie dragen aanzienlijk bij aan de kostenexplosie die sedert 2002 zorgen baart. Publieksvoorlichting attendeert de mensen op genen die wel eens kwaad zouden kunnen gaan doen. Dat wil de patiënt, die als klant koning heet te zijn, onderzocht hebben. Naast het militair-industriële complex hebben de VS nu ook een medisch-hedonistisch complex dat de bevolking langs allerlei wegen manipuleert.
Een door de New York Times op zijn site gezette tijdlijn (zie: 
A History of Health Care Reform. Nearly 100 years of legislative milestones and defeats.) laat zien dat er vanaf 1912 plannen zijn gemaakt om een nationale ziektekostenverzekering in te voeren, maar dat dit tot op heden niet is gelukt. Enerzijds waren er presidenten die plannen maakten, anderzijds waren er lokale initiatieven om op vrijwillige basis tot een goede verzekering te komen. De politieke plannen strandden op verzet van artsen en later steeds vaker verzekeraars die het bedrijfsbelang belangrijker vonden dan het algemeen belang. De argumenten klinken vertrouwd: bij invoering van een ‘scheme’ zou de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt worden ondermijnd, de autonomie van het medisch beroep zou worden aangetast en bovenal, dit zou leiden tot ‘socialism’!. De doorsnee Amerikaan is allergisch voor ‘socialisme’, want dat staat in zijn ogen gelijk aan de ontkenning van de ware Amerikaanse identiteit. Met name de blanke Amerikaan acht zichzelf nog steeds een cowboy die zich zelf er wel uit redt.
Het was de wegens Vietnam vaak versmade Texaanse president Johnson die in 1965 twee programma’s erdoor kreeg die voorzagen in een door de federale regering betaalde gezondheidszorg voor ouderen, armen en gehandicapten, Medicare en Medicaid. In 2007 was meer dan een kwart van de bevolking voor zijn gezondheidszorg aangewezen op deze twee programma’s. Dit lijkt allemaal erg op de geneeskundige armenzorg die in Nederland tot 1941 een aanzienlijk deel van de bevolking voorzag van een weliswaar elementaire maar wel doeltreffende gratis gezondheidszorg. De wortels van deze zorg gaan terug tot in de late Middeleeuwen, toen stadsbesturen begonnen chirurgijns en vroedvrouwen in loondienst te nemen. In ruil voor een bescheiden salaris moesten ze armen mensen behandelen c.q. assisteren bij de bevalling. Aan het eind van de achttiende eeuw had zelfs een perifeer en in veel opzichten achterlijk gebied als Staats-Brabant in de meeste dorpen een geneeskundige armenzorg.
Na Johnson probeerden de democratische presidenten Carter en Clinton het weer maar zonder noemenswaardig resultaat waarna de republikeinse president Bush jr. de pillen onder Medicare bracht. In 1954 had het Congres ondertussen een wet aangenomen die een ziektekostenverzekering van de werkgever vrijstelde van inkomstenbelasting. Dit betekende een enorme stimulans voor dit soort arrangementen zodat in 2007 iets meer dan de helft van de Amerikanen een zorgverzekering vanwege zijn baas had. In dat jaar was één op de zeven Amerikanen echter onverzekerd. Vanuit epidemiologisch oogpunt wordt dit een steeds groter risico, want deze mensen zijn vaak ziek en niemand weet wat ze hebben. Er is nog steeds geen verplichte verzekering voor iedereen en verzekeraars hebben geen acceptatieplicht. Ook het toezicht op verzekeraars schijnt zeer gebrekkig te zijn. De vrijheid voor sommigen schept onoverzienbare risico’s voor het geheel. Duidelijk is dat er nu iets moet gebeuren.
En dan is er nu het plan van Obama dat geen grand design is, maar eerder de bestaande programma’s intact laat en er een koepel overheen bouwt van een door de federale regering bekostigde verzekering. Deze lijkt gefinancierd te moeten worden door hogere belastingen, maar Obama wil de middenklasse, die voor hem electoraal van kardinaal belang zijn, ontzien. Het plan voorziet niet in verzekeringsplicht, want dat geeft de republikeinen een mooi argument in handen: zie je wel, ‘socialisme’.
Of Obama het haalt waar Hillary Clinton vastliep zal de komende maanden duidelijk worden. Het zal vooral afhangen van zijn vaardigheid in het bespelen van de beide huizen van het Congres. Dat spel onttrekt zich aan de openbaarheidt, want het vindt plaats in de achterkamertjes die elk politiek systeem nodig heeft. Het is misschien goed om nu te verwijzen naar Nederlandse politici zoals Aalberse en staatssecretaris Hendriks die slaagden en faalden bij het doorvoeren van belangrijke sociale verzekeringen. Uit het in 2007 door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis zowel digitaal als op papier gepubliceerde dagboek (www.inghist.nl ) van Piet Aalberse, Nederlands eerste minister van Sociale Zaken, blijkt dat deze man de kunst verstond van het manipuleren van de beide kamers van ons parlement. Als het moest gebruikte Aalberse de sociaal-democratische oppositie om zijn wetsvoorstellen erdoor te krijgen. Niet dat Aalberse wat moest hebben van socialisme, integendeel. Zijn ideaal was een door Duitse jezuïeten bedachte ideologie van solidariteit op katholieke grondslag.
Aalberses plan voor een zorgverzekering haalde het niet omdat de eind 1920 inzettende economische recessie rechtse rakkers als Colijn en De Geer de kans gaf het initiatief over te nemen en Aalberse in het defensief te drukken. Het plan verdween in het archief. Staatssecretaris Hendriks kreeg zijn plan voor een volksverzekering tegen ziektekosten er niet door ofschoon het getij zeer gunstig was. Het kabinet-Den Uyl was het meest linkse dat we na 1945 hebben gehad, maar Hendriks was te veel ziekenfondsman en te weinig politicus om te weten hoe je het spel moest spelen.

Ton Kappelhof
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Den Haag

 

Nieuws KHZ-archief

  • dinsdag 10 september 2013
    Tijd: 13:45 uur
    Plaats: Aula van de Vrije Universiteit
    Promotie Robert Vonk
    Recht of Schade. Een geschiedenis van particuliere ziektekostenverzekeraars en hun positie in het Nederlandse zorgverzekeringsbestel 1900 -2006.
    Promotor prof.dr. Eddy Houwaart, co-promotor dr. Karel-Peter Companje.

    Robert Vonk werkte vier jaar aan zijn onderzoek naar de positie van particuliere ziektekostenverzekeraars in het Nederlandse zorgverzekeringsbestel in de twintigste eeuw. Dit onderzoek werd ruimhartig gesubsidieerd door de Stichting HiZ en de Stichting VNZ.
    Particuliere ziektekostenverzekeraars opereerden de hele twintigste eeuw door in een speelveld waarin ook ziekenfondsen, overheid en zorgverleners grote belangen hadden; een systeem vol contradicties, ambivalenties en tegengestelde belangen. Dit betekende dat verzekeraars niet alleen rekenening moesten houden met hun eigen bedrijfseconomische belangen, maar ook met de verwachtingen van andere partijen.
    In Recht of Schade staat de continue zoektocht van verzekeraars naar een zo optimaal mogelijk evenwicht tussen publieke en private belangen centraal. Daarmee duidt de studie niet alleen de rol van verzekeraars, maar geeft het tevens inzicht in de veranderende opvattingen over solidariteit, recht op zorg, de grenzen van maatschappelijk ondernemerschap en de vaak opzettelijk poreus gehouden scheidslijn tussen staat en markt.
  • vrijdag 5 april 2013
    Seminar: Recht of Schade. Een geschiedenis van particuliere ziektekostenverzekeraars en hun positie in het Nederlandse zorgverzekeringsbestel, 1900-2006
    Organisator: Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars
    Datum: 5 april 2013
    Tijd: 15.00 uur
    Plaats: Zorgverzekeraars Nederland, Sparrenheuvel 16 te Zeist
    Aanmelding: graag voor vrijdag 29 maart bij het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars, mailadres hiz@planet.nl. [info]
  • 2 november 2012 Niek de Jong in Skipr. Koos werd wakker, Rutte sliep: terug naar het ziekenfonds?
    Het regeerakkoord-Rutte II heeft met zijn voorstel om de zorgpremie inkomensafhankelijk te maken voor veel maatschappelijke en politieke onrust gezorgd. Maar hebben we hier een déjà vu?
  • 26 oktober 2012 Insuring against high medical risks
    Symposium on the historical and social political problems of financing long term care, elderly care and care for the disabled
    Location: The Crowne Plaza Hotel, Maastricht, De Ruiterij 1, 6221 EW Maastricht
    Organisation: The symposium is a joint project of the Centre for the History of Health Insurance, department Metamedica of the VU university medical centre (Amsterdam) and the department of Health, Ethics and Society (HES) of Maastricht University (Maastricht).

    [High medical risks as a social risk]
     [Abstracts]
  • augustus 2012De AWBZ, Robert Vonk in SPANNING Uitgave van het Wetenschappelijk Bureau van de SP
  • 28 november 2012 Zorgen voor morgen. Ambities en grenzen van de Nederlandse verzorgingsstaat
    symposium voor beleidsmakers
    Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
    Organisatie: Universiteit van Amsterdam | Vrije Universiteit | in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
    Met bijdragen van: Jet Bussemaker | Pieter Hasekamp | Peter Hulsen | James Kennedy | Sjoerd Keulen | Kees-Jan van Klaveren | Jan Kremer | Hannie van Leeuwen | Paul van Trigt | Robert Vonk
    Locatie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Apollozaal, Parnassusplein 5, Den Haag
    Thema
    Hoeveel toekomst heeft de verzorgingsstaat nog? Die vraag spitst zich in Nederland de laatste jaren steeds meer toe op de almaar duurder wordende gezondheidszorg. In 2006 onderging het Nederlandse zorgstelsel een grootscheepse hervorming, met als doel om ook in de toekomst de zorg betaalbaar te blijven houden. Maar is de verzorgingsstaat daarmee gered, of feitelijk al afgeschaft? En wat zou er eigenlijk precies verloren gaan als de verzorgingsstaat verdwijnt? Hoog tijd om een balans op te maken. Tijdens dit symposium belichten we de toekomst van de verzorgingsstaat vanuit een historisch perspectief. Dat doen we met vier historici en een panel van (voormalig) beleids- en opiniemakers.
  • 26 en 27 oktober 2012 Amsterdam, Internationaal symposium Insuring against high medical risks from an international historical and social political perspective.
  • 8 maart 2012 Amsterdam, Witness Seminar 'Getuigen van vier decennia stelselwijzigingen in de zorg'
  • 24 februari 2012 Leeuwarden, Solitair od solidair. Talma-seminar over zorg en maatschappelijk ondernemerschap
  • 30 oktober 2009 Amsterdam, Workshop: Beheer en gebruik van bronnen in het bijzonder betreffende de geschiedenis van de Nederlandse verzorgingsstaat


KHZ brochure

HiZ collectie Auteurs

HiZ Collectie Boeken

Verslag Workshop Beheer en gebruik van bronnen in het bijzonder betreffende de geschiedenis van de Nederlandse verzorgingsstaat (30 oktober 2009)

R.A.A. Vonk, Recht of Schade: Een geschiedenis van particuliere ziektekostenverzekeraars en hun positie in het Nederlandse zorgverzekeringsbestel 1900-2006 (Vrije Universiteit Amsterdam 2013, PhD)

De geschiedenis van de Nederlandse zorgverzekering in vogelvlucht


De ziekenfondsverzekering voor 1941

De eerste ziekenfondsen werden vanaf 1770 opgericht. Artsen en apothekers, liefdadigheidsorganisaties en particulieren stichtten Anonieme Sociëteiten of verenigingen, waar men tegen betaling van een paar centen in de week verzekerd was van medische zorg door een arts en van medicijnen, geleverd door een apotheker. Ziekenfondsbodes waren de spil in de ziekenfondsverzekering. Zij haalden bij de verzekerden de premies op en betaalden de artsen en apothekers hun honoraria. In de 19e eeuw ontstonden verschillende soorten ziekenfondsen zoals commerciële fondsen, onderlinge arbeidersfondsen en fondsen, opgericht door artsen en apothekers. Vanaf 1900 groeide de rivaliteit tussen de onderlinge ziekenfondsen en de artsen, die elkaar als ideologische en commerciële concurrenten beschouwden. Deze rivaliteit, soms ordinaire ruzies, maakte het de overheid onmogelijk om met ziekenfondswetgeving te komen die voor artsen en ziekenfondsen aanvaardbaar was. De onmacht van de overheid blokkeerde de ontwikkeling van de verzekering en maakte alleen beperkte uitbreiding van de ziekenfondsverstrekkingen mogelijk. De ziekenfondsverzekering bleef vrijwillig en de premies waren laag. Belangrijke zorg als ziekenhuisverpleging, specialistische hulp en tandheelkundige zorg waren daardoor voor de ziekenfondsverzekering niet of beperkt betaalbaar. Een doorbraak was pas mogelijk door de Duitse bezettende overheid. Deze voerde in 1941 door middel van het Ziekenfondsenbesluit de verplichte ziekenfondsverzekering door.


De ziekenfondsverzekering vanaf 1941

Het Ziekenfondsenbesluit uit 1941 was een grote verbetering voor de Nederlandse gezondheidszorg. Iedereen die verzekerd was voor de Ziektewet en een inkomen had beneden ziekenfondsgrens, toen ƒ 3000 per jaar, moest zich bij een ziekenfonds voor de verplichte verzekering aanmelden. De vrijwillige ziekenfondsverzekering van voor het Ziekenfondsenbesluit bleef bestaan voor alle andere Nederlanders met een inkomen beneden de ziekenfondsgrens, zoals ambtenaren, zelfstandigen en bejaarden. De verplichte en de vrijwillige verzekeringen werden in 1957 aangevuld met een ziekenfondsverzekering voor 65+-ers: de bejaardenverzekering. De verplichte verzekering werd gefinancierd door inkomensafhankelijke werknemers- en werkgeverspremies. Deze nieuwe financieringsgrondslag maakte de noodzakelijke uitbreiding van de te verzekeren medische zorg mogelijk. De Duitsers bepaalden dat het verstrekkingenpakket voor de verplichte verzekering gebaseerd moest worden op dat van de Duitse sociale verzekering. De Nederlandse ziekenfondsverzekerde kon eindelijk een beroep doen op medische zorg als ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, tandheelkundige zorg en paramedische zorg als fysiotherapie. Specialisten, tandartsen en paramedici werden na jaren van strijd betaald voor hun verleende diensten voor de ziekenfondsverzekering. Het Ziekenfondsenbesluit werd in 1964 door de minister van Sociale Zaken, G.M.J. Veldkamp, omgezet in de Ziekenfondswet. De belangrijkste verandering in de ziekenfondsverzekering werd in 1986 doorgevoerd door de staatssecretaris van Volksgezondheid, J.P. van der Reijden, met de Wet Toegang tot Ziektekostenverzekeringen, WTZ. Hij schafte de vrijwillige verzekering en de bejaardenverzekering af, tot woede van de ziekenfondsen en consumentenorganisaties. Mensen moesten overgaan naar de verplichte verzekering of kiezen voor een particuliere verzekering: de Standaard Pakket Polis.


De ziektekostenverzekering (1908-2006)

De ziektekostenverzekering bestond tot 2006 uit twee soorten: de particuliere en de publiekrechtelijke. Nederland heeft tot 2006 van alle Europese landen het grootste percentage particuliere ziektekostenverzekerden gehad: in 2005 was 30% particulier verzekerd. In Duitsland, als tweede volgend, was dit 10%. Het ontstaan van de particuliere ziektekostenverzekering was te danken aan de wettelijke plicht die in 1908 voorschreef dat werkgevers van inwonend dienstpersoneel, dienstbodes en boerenknechten, hun personeel gedurende zes weken moesten voorzien van volledige medische zorg. Deze groepen konden zich niet bij het ziekenfonds aanmelden. De Tweede Kamer wilde hiervoor geen apart staatsziekenfonds, maar liet de regeling over aan de markt. Binnen- en buitenlandse schadeverzekeraars zagen brood in het product 'Ziektekostenverzekering voor inwonend dienstpersoneel'. Door de economische groei na 1910 kwamen steeds meer mensen met hun inkomen boven de ziekenfondsgrens. De verzekeraars boden daarom naast de dienstbodenverzekering de ziektekostenverzekering voor de middenstand of middenklasse aan.

De markt voor ziektekostenverzekeringen groeide door de welvaartsontwikkeling na 1945 snel. Commerciële of profit-schadeverzekeraars verkochten meer verzekeringen, maar ook de ziekenfondsen kwamen met ziektekostenverzekeringen: de 'bovenbouwverzekeraars' zoals het Zilveren Kruis. Zij boden verzekeringen zonder winstoogmerk of non-profit polissen.


IZA en IZR (1954-2006)

Nederland kende tot aan de Zorgverzekeringswet van 2006 een bijzondere ziektekostenverzekering: de publiekrechtelijke ziektekostenverzekeringen voor ambtenaren. Ambtenaren mochten zich als uitzondering op de regels van het Ziekenfondsenbesluit in 1941 niet aanmelden voor de verplichte ziekenfondsverzekering. Politieagenten werden daarom verzekerd bij de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie, de DGVP. Voor gemeente- en provincie-ambtenaren werden in 1954 de Instituten Ziektekostenvoorziening Ambtenaren (IZA) en Interprovinciale Ziektekosten Regeling (IZR). De DGVP, de IZA's en de IZR's kregen de status van publiekrechtelijke ziektekostenverzekeraars. De omvang van de pakketten was vrijwel gelijk aan die van de ziekenfondsverzekering. Hun verzekerden betaalden gedeeltelijk inkomensafhankelijke en nominale premies. Gezinsleden waren medeverzekerd. IZA- en IZR-verzekerden kregen op basis van het restitutiestelsel en een eigen risico hun declaraties vergoed. De publiekrechtelijke ziektekostenverzekering was geen mengvorm van de ziekenfonds- en ziektekostenverzekering, maar vormde een eigen categorie in de classificatie van de zorgverzekeringen.


De basisverzekering

Overheid, ziekenfondsen, ziektekostenverzekeraars en vakbeweging waren het er al 1945 over eens dat het bestel van ziekenfonds- en ziektekostenverzekeringen veranderd moest worden. De exploitatie van de vrijwillige verzekering werd een steeds groter probleem. De ziekenfondsen waren risicodragend voor deze verzekering die gefinancierd werd door nominale premies, zonder overheidsbijdragen. Gezonde, vooral jonge mensen kozen liever voor een goedkopere particuliere ziektekostenverzekering. De pool van vrijwillig verzekerden werd meer en meer gevormd door 'slechte risico's' als bejaarden en chronisch zieken, die niet tot de verplichte verzekering mochten toetreden. De problemen met de vrijwillige verzekering waren de eerste reden voor behoefte aan verandering van het bestel. Het onderscheid door de ziekenfondsgrens tussen ziekenfonds- en particulier verzekerden was uit de tijd en werd als tweede reden beschouwd. Maatschappij en politiek wilden de verzekeringen samenvoegen tot een zorgverzekering voor alle Nederlanders. Vanaf 1946 werden vele voorstellen gedaan met namen als 'Het Plan Heerlen" (1946), 'Beperkte Volksverzekering' (1966), 'Algemene Volksverzekering Ziektekosten' (1970) of het Zeven Pijlersplan van Van Rijn (1973). In 1986 werd door de commissie-Dekker in het rapport 'Bereidheid tot Verandering' een voorstel gedaan tot een basisverzekering, waarbij verzekeraars moesten concurreren om de gunst van de verzekerde. Beperkte marktwerking met prijsconcurrentie tussen verzekeraars en zorgaanbieders moest de zorg goedkoper en financieel beter beheersbaar maken. De voorstellen van de commissie-Dekker hebben na 20 jaar discussie en pogingen geleid tot de nieuwe basisverzekering curatieve zorg volgens de Zorgverzekeringswet van 1 januari 2006.


De nieuwe zorgverzekering

Iedere Nederlander nam op 1 januari 2006 afscheid van zijn vertrouwde ziekenfonds- of ziektekostenverzekering. Volgens de Zorgverzekeringswet moest men zich aanmelden bij een zorgverzekeraar naar eigen keuze voor een polis voor de nieuwe basisverzekering. Door de Zorgverzekeringswet kwam een einde aan het oude bestel van ziekenfondsen en ziektekostenverzekeringen, waardoor men zich meer dan een eeuw lang kon verzekeren tegen het risico van ziekte en de kosten van zorg. De ziekenfondsgrens, een wettelijk vastgestelde inkomensgrens, bepaalde of men zich verplicht moest verzekeren bij een ziekenfonds, of dat men kon kiezen voor een polis bij een ziektekostenverzekeraar. Met de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel verdwijnen de ziekenfondsen. Zie dit filmpje over de geschiedenis van het Ziekenfonds bij OVT van 12 juni 2005 (17 minuten).


Literatuur

Over de geschiedenis van de ziekenfonds- en ziektekostenverzekeringen kunt u meer lezen in:

K.P. Companje, K.F.E. Veraghtert en B.M. WiddershovenTwo centuries of solidarity. German, Belgian and Dutch social health insurance 1770-2008 (Amsterdam University Press 2009)

K.P. Companje (red.), 'Tussen volksverzekering en vrije markt. Verzekering van zorg op het snijvlak van sociale verzekering en gezondheidszorg 1880-2008', in: Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 6(2):109.

K.P. Companje, 'Convergerende belangen. Belangenbehartiging van de zorgverzekeraars in historisch perspectief' (Zeist 2001) ISBN 90-75149-013-X

H.C. van der Hoeven, 'Ziekenfondsen en de Duitse bezetting. De werkelijkheid over het Ziekenfondsenbesluit 1941' (Lelystad 1989) ISBN 90-60409-116

H.C. en E.W. van der Hoeven, Om welzijn of winst. 100 jaar Ziekenfondsen en Sociale Zekerheid (Deventer 1993) ISBN 90-00282-162

R.T.S.M. Teeuwen, 'Het ziekenfondsbestel in historisch perspectief. Onderscheidene kenmerken van Nederlandse ziekenfondsen' (Zeist 1998) ISBN 90-75149-08-5

M. van Bottenburg, G. de Vries, A. Mooij, 'Zorg tussen staat en markt. De maatschappelijke betekenis van de Ziekenfondsraad, 1949-1999' (Zutphen 1999) ISBN 90-5730-050-8

Als u wilt weten welke pogingen er ondernomen zijn om beide verzekeringen samen te voegen tot een basisverzekering, dan biedt het volgende een goed overzicht:

K.P. Companje , A. Kos (eds.), 'Jaarboek HiZ 2000/2001. Stelselwijzigingen en basisverzekering 1940-2002' (Amsterdam 2002) ISBN 90-75149-014-X

Wilt u onderzoek doen naar de geschiedenis van de verzekering van zorg, dan is de Onderzoeksgids Zorgverzekeraars 1870-1967 van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis een goede leidraad.


Erfgoedgids Zorgverzekeraars

Deze gids verklaart een aantal zaken en ontwikkelingen die voor een goed begrip van de geschiedenis van de zorgverzekering van belang zijn.

Daarnaast biedt deze site een overzicht van het bronnenmateriaal dat op het terrein van de geschiedenis van de zorgverzekeraars beschikbaar is.

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

De gids vormt een aanvulling op de onderzoeksgidsen sociale zekerheid en zorgverzekeraars van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.

Meer informatie vindt u in K.P. Companje (red.), Tussen volksverzekering en vrije markt. Verzekering van zorg op het snijvlak van sociale verzekering en gezondheidszorg 1880-2006, (Aksant, 2008, isbn: 978-90-5260-294-3)


Bronnen betreffende ziekenfondsen

Ziekenfondsen zorgden voor de vergoeding van uitgaven voor geneeskundige behandeling. Ze verleenden zo niet alleen een dienst aan diegenen die bij hen verzekerd waren maar gaven ook aan zorgverleners een bepaalde garantie dat zij voor hun zorg betaald werden. De fondsen verrichtten deze diensten om er geld mee te verdienen en/of er een ideëel doel mee te dienen. Zij hadden de maatschappelijke taak om te zorgen voor goede en betaalbare hulp. In het spraakgebruik werd er lange tijd geen onderscheid gemaakt tussen de termen ziekenkas en ziekenfonds. Gaandeweg werd de term 'kas' gebruikt voor instellingen die ziekengeld verstrekten (bijstand bij inkomstenderving veroorzaakt door arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte) en werd de term 'fonds' gehanteerd voor ziektekostenverzekeraars. Tot aan het Ziekenfondsenbesluit van 1941 werden de termen, hoewel steeds minder, nog steeds door elkaar gebruikt. Organisaties die beide voorzieningen aanboden, bleven bestaan. Uit het onderzoek naar de ziektekostenvoorzieningen in Nederland blijkt dat er verschillende typen ziekenfondsen te onderscheiden waren. Onderstaande weblinks verwijzen naar pagina's met informatie over bronnen die de ontwikkeling van het ziekenfondswezen in de negentiende en twintigste eeuw schetsen.

Bronnen betreffende ziektekostenverzekeringen uit de periode:


Aantallen en soorten fondsen

Door de verschillende definities van het begrip 'ziekenfonds' die in omloop waren, was en is het lastig om een accuraat overzicht te geven van het aantal ziekenfondsen dat in Nederland in een bepaalde periode bestond. Voor 1913 werd niet altijd onderscheid gemaakt tussen ziekenkassen, ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars. Dit onderscheid werd na de invoering van het Ziekenfondsenbesluit in 1941 duidelijker. Het verschil tussen ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars verwaterde vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw. Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet 2006 heten alle ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars 'zorgverzekeraars'. In verschillende wetten en overeenkomsten werden erkenningseisen neergelegd en deze werden min of meer gehandhaafd. Ze gaven sturing aan de ontwikkeling van de ziekenfondsen. Het hiernavolgende geeft een indicatie van de ontwikkelingen.


Vrijwillige verzekering voor ziektekosten:

Tot 1913 werden verschillende rapporten over het ziekenfondswezen uitgebracht waarin onder andere het onderscheid tussen de verschillende soorten fondsen werd uitgelegd. Minister A. Kuyper gaf in verband met het ontwerp van zijn Ziektewet zijn ambtenaren tijdens zijn regeerperiode (1901-1905) de opdracht onderzoek te doen naar de 2550 bestaande fondsen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld die er waren. Van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst verscheen in 1908 het Rapport omtrent den toestand der ziekenfondsen in Nederland, het Rapport Schreve. Dit rapport ging ervan uit dat er 622 ziekenfondsen waren.

platteland en stad)


Het CBS deelde de ziekenfondsen in de volgende categoriën in:

  • Maatschappijfondsen: instellingen van de NMG
  • Onderling beheerde fondsen: fondsen met in het bestuur een grote rol van verzekerden
  • Directiefondsen: fondsen in eigendom van een N.V.
  • Ondernemingsfondsen: ziekenfondsen die bedoeld waren voor het personeel van een onderneming
  • Doktersfondsen: fondsen in eigendom van één arts
  • Overige fondsen

Een overzicht van alle in 1937 bij het CBS bekende fondsen, gesorteerd op hun oprichtingsdatum, vindt u hier.

Een overzicht van een aantal bij het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars bekende ziekenfondsen vindt u in de volgende pdf's: lijsten van ziekenfondsen gesorteerd op naamplaatsjaar van oprichting en op erfopvolger.

Ziektekostenverzekeraars:

In zijn overzicht had het CBS de ziekenhuisverplegingsverenigingen niet opgenomen. Ziekenfondsen die niet hulp in natura verstrekten maar die het restitutiestelsel hanteerden, werden evenmin in de statistiek betrokken. Deze ziektekostenverzekeraars betaalden rekeningen van zorgverleners rechtstreeks aan verzekerden. Het fonds had geen contract met de zorgverleners. Het aantal verzekerden met een restitutiepolis was vooral in het zuiden van Nederland aanzienlijk.

Verzekeraars die restitutiepolissen aanboden, werden tot de ziektekostenverzekeraars gerekend. Zij zijn in de volgende categorieën in te delen:

  • Schadeverzekeraars
  • Ziekenhuisverplegingsverzekeraars
  • Ziekenhuisverplegingsverenigingen
  • Kruisverenigingen

In 1937 stelde de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid een commissie in ter beantwoording van de vraag hoe de gemeentelijke lasten voor de medische armenzorg konden worden verlicht. Deze commissie constateerde dat er 550 plaatselijke organisaties voor ziekenhuisverpleging waren met twee miljoen verzekerden. Zie het Rapport van de commissie ingesteld ter beantwoording van de vraag: op welke wijze kunnen de lasten, voor de gemeenten en gemeentelijke instellingen voortvloeiende uit de genees- en verloskundige hulp en ziekenhuisverpleging, met de minste bezwaren worden verlicht, (Haarlem 1937).

In 1940 waren er 675 ziekenhuisverplegingsfondsen en was 24,5% van de bevolking daarbij aangesloten.

Aan het begin van de jaren vijftig was zo'n 25% van de bevolking niet bij een ziekenfonds verzekerd. Het betrof ongeveer 2,5 miljoen mensen. Daarvan had 28,5% zich helemaal niet verzekerd, was bijna 39% bij een particuliere ziektekostenverzekeraar aangesloten, was 20% aangesloten bij stichtingen die verbonden waren aan ziekenfondsen en viel de rest onder een ambtenarenvoorziening.


Vrijwillige en verplichte verzekering:

Het Ziekenfondsenbesluit van 1941 regelde de verplichte verzekering tegen ziektekosten. Na de invoering werden door de nationale overheid 204 ziekenfondsen erkend:

  • 77 Maatschappij-Ziekenfondsen
  • 61 Onderling Beheerde Ziekenfondsen
  • 37 Ondernemingsfondsen
  • 16 Directiefondsen
  • 13 Overige fondsen.

Net als aan het begin van de twintigste eeuw had overheidsbemoeienis tot gevolg dat veel organisaties verdwenen en was er sprake van een concentratie door middel van samenwerking en fusies. Het aantal gemeenten waar vier of meer ziekenfondsen actief waren, werd geleidelijk aan minder. Aan het einde van de jaren vijftig was in 47% van de gemeenten één en waren in 45% van de gevallen twee ziekenfondsen beschikbaar.

De ziekenfondsen werden door de Centrale Commissies van Toezicht in 1952 ingedeeld in 25 regio's.

Eind 1954 waren er 131 erkende fondsen. Van deze organisaties waren:

Van de Organisatie van Algemene Ziekenfondsen waren in 1956 vier stedelijke fondsen lid: AZA, AZR, De Voorzorg Arnhem en het Nutsziekenfonds Den Haag. Zij vertegenwoordigden 11,1% van de verzekerden.
Drie katholieke Maatschappijfondsen (Nijmegen, Venlo en Breda) waren niet bij de Federatie VMZ aangesloten. Bij deze fondsen was 4,4% van de verzekerden lid.
Bij de overige fondsen die niet bij een koepel waren aangesloten, was 1,1% van de verzekerden te vinden.

In 1959 waren er 119 ziekenfondsen en 8 miljoen verzekerden. AZR Rotterdam was met 488.000 verzekerden het grootst en het Utrechtse Homeopatisch Zieken- en Ondersteuningsfonds met 1.200 leden het kleinst.

Volgens het tijdschrift Zorgthermometer waren er in 2002 71 werkmaatschappijen waarvan 43 privaatrechtelijke verzekeraars, 25 ziekenfondsen en drie publiekrechtelijke. Achttien privaatrechtelijke verzekeraars en twaalf ziekenfondsen vormden op dat moment zes holdings.

Alle burgers verplicht verzekerd:

Na de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 bleek het concentratieproces zich te hebben voortgezet en was het onderscheid tussen ziekenfonds en ziektekostenverzekeraar verdwenen.

Aan het begin van de 21ste eeuw werd 88% van de kosten in de gezondheidszorg gefinancierd door de zorgverzekeraars.

Zie voor meer informatie over het ziekenfondswezen ook het bestand statistische gegevens in de ING-onderzoeksgids Zorgverzekeringen en M. 't Hart, 'Pilot study: Vakbeweging en ziekenfondsen', in: Jaarboek HiZ 1999. Ziekenfondsen en arbeiders, (Zeist 2000), pp. 109-150.


Aanvullende verzekeringen:

In 1948 hadden 3,3 miljoen verzekerden bij hun verplichte ziekenfondsverzekering een aanvullende verzekering. Ten tijde van de invoering van de Ziekenfondswet in 1964 gold dat voor 94% van de vrijwillig en verplicht verzekerden. Als gevolg van een aanpassing van de wet moesten ziekenfondsen hun aanvullende verzekeringen in een aparte rechtspersoon onderbrengen. Na de invoering van het Ziekenfondsbesluit in 2006 bleven de aanvullende verzekeringen een integraal onderdeel van het stelsel.

In onze Archiefdatabase vindt u een aantal van de hier genoemde fondsen, waarvan het archief in beheer is van het KHZ. Het KHZ beschikt ook over een zoekmogelijkheid voor de gehele website (behalve de databases).

Ziekenfondsen zijn ook te vinden in www.archieven.nl.

 

Bron: Algemeen Assurantieblad, jrg. 1 (1934) nr. 4, advertentiekatern.


Ziektekostenverzekeraars

Bestand Ziektekostenverzekeraars 1900-2006

Overzicht Particuliere Ziektekostenverzekeraars in Nederland
1900 – 2006

Het verzekeren van de gezondheidszorg kan in Nederland bogen op een lange geschiedenis. Echter, in tegenstelling tot de geschiedenis van de ziekenfondsen is de geschiedenis van de ziektekostenverzekeraars nog nauwelijks aan de orde gesteld. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars wil met het overzicht Particuliere Ziektekostenverzekeraars in Nederland 1900 – 2006 in deze lacune voorzien. In een volledig overzicht kan, gezien de aard van het voorhanden zijnde bronnenmateriaal, niet worden voorzien. Een eerste aanzet tot een historisch overzicht van ziektekostenverzekeraars in Nederland werd in 1995 gegeven door F.T. Schut in zijn dissertatie Competition in the Dutch health care sector. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars biedt voor volgend onderzoek het onderstaande overzicht aan.

Bronnen:

  • F.T. Schut, Competition in the Dutch health care sector (Rotterdam 1995)
  • H.L. Kunneman, De ziektekostenverzekering (Sint Gregoriushuis 1951)
  • Algemeen Assurantieblad Zonneschijn (1891-1943)
  • Het Verzekeringsblad (1911-2005)
  • De Polis (1921-1943)
  • Verenigde Verzekerings Pers VVP (1943-2006)
  • W. Gosler et. al. (ed.), Nederlandsche Almanak van Levensverzekering (1891-1915)
  • Jaarboek voor het assurantie- en credietwezen 1
    (1905) t/m 11 (1914)
  • Jaarboek voor het assurantie- en hypotheekwezen 12
    (1915) t/m 63 (1972)
  • Jaarboek-Vademecum voor het verzekeringswezen 64
    (1973) t/m 83 (1992)
  • Vademecum voor het verzekeringswezen 65
    (1993) t/m 76 (2004)
  • VVP Vademecum 2005/2006 (2005)


Zorgkantoren

In 32 Nederlandse regio's voeren zorgkantoren taken uit in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In 2007 kregen twaalf zorgverzekeraars van het ministerie van VWS de concessie om zorgkantoren in te richten. Deze concessiehouders hebben één of meer van die zorgkantoren. Een belangrijk deel van de uitvoering van de AWBZ werd hun toevertrouwd. De AWBZ-verzekeraars verrichten werkzaamheden zoals de inschrijving van verzekerden en taken die samenhangen met het verblijf in een ziekenhuis of revalidatiecentrum na 365 dagen verpleging, en met de kosten van wonen en tijdelijk verblijf in het buitenland. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) zorgt in opdracht van de zorgkantoren voor de betaling van het merendeel van de AWBZ-verstrekkingen aan de AWBZ-aanbieders (zorgverleners). Ook is het CAK belast met het opleggen en innen van de eigen bijdragen voor thuiszorg (zorg zonder verblijf elders). Het CAK voert daarnaast sinds 1 januari 2007 de eigen-bijdrageregeling voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uit en heeft in 2007 fasegewijs de uitvoering van de eigen-bijdrageregeling voor zorg met verblijf van de zorgkantoren overgenomen.

In 2013 wordt hun rol overgenomen door de zorgverzekeraars.


Zie voor meer informatie:


Rapport van de Rekenkamer uit 1993

Rapport van de NZa uit 2008

Rapport van de SVB uit 2009 over de financiering van volksverzekeringen zoals de AWBZ

Memorie van toelichting op de begroting van VWS 2010 (pdf)

Rapport brede heroverwegingen 'Langdurige zorg', p. 97 (regio's zorgkantoren)

De Erfgoedgidspagina Financiering van zorg


Zorgverzekeraars

Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet 2006 heten alle ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars 'zorgverzekeraars'.

Achmea Zorg (Hoofdverzekeraar):
Agis Zorgverzekering (label)
           Pro Life (sublabel)
           TakeCareNow!
Avéro Achmea
DVZ Zorgverzekeringen
FBTO
Groene Land Achmea
Interpolis Zorgverzekeringen
OZF Zorgverzekeringen
PWZ Achmea
Zilveren Kruis Achmea

De Friesland Zorgverzekeraar

CZ Actief in Gezondheid:
OZ Zorgverzekeringen
Delta Lloyd Zorg
           Lancyr (intermediair met eigen polis)
ABN Amro Zorg
OHRA NV
           Kruidvat (intermediair met eigen polis)

DSW:
Stad Holland Zorgverzekeraar

ASR Verzekeringen:
De Amersfoortse

Menzis Zorg en Inkomen:
AnderZorg
Azivo Zorgverzekeraar

OOM Verzekeringen
(verzorgt alleen ziektekostenverzekeringen buiten de landsgrenzen)

UVIT:
Trias Zorgverzekeraar
Univé Zorgverzekeraar
VGZ Zorgverzekeraar
IZA Zorgverzekeraar
           IZA-Cura (speciaal voor minvermogenden, alleen via
           gemeentes)
IZZ Zorgverzekeraar
SIZ Zorgverzekeraar
Zorgverzekeraar Cares Gouda
Zorgverzekeraar UMC

VRZ Zorgverzekeraars:
ONVZ Zorgverzekeraar
          VVAA Ziektekosten (alleen voor leden van de Vereniging voor
           Arts en Auto)
           Aegon Ziektekosten
PNO Ziektekosten (alleen voor mediapersoneel)
ENO, Van lijf tot leven
          Salland verzekeringen
          Hollandzorg
          Energiek
Zorg en Zekerheid
          AZVZ (alleen voor maritiem personeel) 


Rapporten over ziektekostenverzekeringen

Betrokkenen bij de gezondheidszorg hebben behoefte aan kennis over de beschikbaarheid en het functioneren van organisaties die voorzien in de dekking van zorgkosten. Verschillende onderzoeken werden gedaan en meerdere rapporten geschreven.

Onderstaande weblinks verwijzen naar pagina's met informatie over rapporten die inzicht geven in de ontwikkeling van het ziekenfondswezen in de negentiende en twintigste eeuw.

Rapporten betreffende ziektekostenverzekeringen uit de periode:


Rapporten ziektekostenverzekeringen tot 1913

Betrokkenen bij de gezondheidszorg hebben behoefte aan kennis over de beschikbaarheid en het functioneren van organisaties die voorzien in de dekking van ziektekosten. Verschillende onderzoeken werden gedaan en meerdere rapporten geschreven. Hieronder volgt een overzicht van een aantal daarvan uit de periode tot aan de totstandkoming van de Ziektewet 1913.

Voorzover aanwezig zijn links naar de originelen of naar webpagina's met meer informatie aangebracht. Enquête door Binnenlandse Zaken naar de voorzorgskassen uit 1812. De minister van Binnenlandse Zaken liet in 1816 weten dat er in 'zeer vele gemeenten een aanzienlijk aantal bussen, zijnde particuliere vrijwillige societeiten [bestonden], aan geen ander toezicht onderworpen, dan een het busbestuur bij de leden gekozen, waarin werk- en ambachtslieden, en ieder welke zulks verlangt, voor eene geringe wekelijksche of maandelijksche bijdrage, deel kunnen nemen, en daarvoor bij ziekte, zoo voor zich zelven, als hunne huisgezinnen, den noodigen onderstand van doctor, chirurgien, apotheker, en wat dies meer is, gratis erlangen, alsmede eenige gelden ter goedmaking van begafeniskosten als anderzins; ja zelf hebben sommigen dier bussen strekking tot het verleenen van wekelijkschen of maandelijkschen onderstand aan weduwen. Te Rotterdam tellen deze bus-societeiten ruim tien duizend leden. Vóór de ontbinding der gilden echter, was deze maatregel nog meer algemeen, en zekerlijk zijn er, door deze heilzame inrigtingen, duizenden van den armen stand bevrijd gebleven, en duizende gulden voor de armen-kassen bespaard geworden.' In het Verslag over het armwezen over 1826 werd beschreven dat er in een aantal provincies werkliedenorganisaties waren die na betaling van een wekelijkse bijdrage medische hulp verleenden. Het ledental van die bussen was in sommige steden meer dan 10.000. Daarom zou in het jaar daarop meer informatie worden gegeven over die organisaties en hun aantal. In het verslag over 1827 (pdf) was er sprake van 443 zieken- en begrafenisbussen en in dat van 1830 284. De instellingen tot voorkoming vanarmoede, waaronder de zieken- en begrafenisbussen, moesten aan regels onderworpen worden. Daarnaast moesten ze worden gestimuleerd. De regering zou in overleg met de provinciebesturen maatregelen nemen. In 1828 moesten zij gegevens verzamelen van het aantal ambachtslieden, werklieden, dienst- en werkboden, dagloners en dergelijke en van het aantal blinden, verminkten, lammen en van hen met andere ongeneeslijke kwalen behept. Onduidelijk is of er met dit onderzoek iets is gebeurd. HTK, 1828-1829, XXVIII, Verslag over den staat van het armwezen in 1827, p. 849, D.J. ten Zeldam Ganswijk, Bijdragen tot de geschiedenis van het staatsbestuur in ons vaderland en meer bijzonder in het gewest Zuid-Holland, gedurende de jaren 1813 tot en met 1845, deel 2, (Dordrecht 1849), pp. 129-132, 201-207 (zoek via google) en L. van der Valk, 'Zieken- en begrafenisfondsen in de negentiende eeuw', pp. 164-165, 172-173 en 185-187. In het Verslag over 1847 waren de zieken- en begrafenisbussen ook opgenomen. Er was over die instellingen echter weinig bekend. 'Daar de bussen volgens huishoudelijke reglementen, meest buiten tusschenkomst van het burgerlijk gezag daargesteld, beheerd worden, is voor alsnog de toestand van vele dier instellingen geheel onbekend gebleven. Commissarissen en directeuren, meest uit de deelnemers zelven gekozen, geven slechts noode de ter invulling van de tabel vereischte inlichtingen. De weigerachtigheid is het sterkst in de provincie Zuidholland.' Verschillende provincies vonden het wenselijk 'dat de bussen aan wettelijke bepalingen en een naauwlettend toezigt onderworpen worden, ten einde ze terug te brengen tot hetgeen zij naar hun oordeel behooren te zijn, instellingen tot welzijn van het algemeen, terwijl zij zich thans meer bepalen tot een winstbejag van bijzondere personen, die daaruit soms onmatige voordeelen genieten.' De regering had zich hier al eens mee beziggehouden maar dat had niet geleid tot de overtuiging 'dat hare tusschenkomst ten deze voor alsnog noodzakelijk te achten was, ook in verband met de moeijelijkheid, die er uit den aard der zaak in gelegen is, om één bepaalden grondslag vast te stellen voor het bedrag der uitkeeringen, vereischt tot verstrekking van geneeskundige hulp en geneesmiddelen in geval van ziekte, waarvan het ontstaan minder dan de sterfte voor berekening vatbaar is, en tot de omstandigheid, dat de bestuurders dezer instellingen onderworpen zijn aan de verantwoordelijkheid, die uit de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek over lastgeving voortvloeien'. De minister kondigde aan dat de kwestie in de gaten zou worden gehouden.


In de loop der jaren nam het aantal in de armverslagen opgenomen organisaties toe tot 302 in 1848. In 1849 waren er minstens 360 zieken- en begrafenisbussen (pdf). In 1873 waren bij de regering 372 kassen bekend met 558.814 aangeslotenen en een inkomen aan contributies van 1.844.060,30 gulden en een halve cent. Informatie afkomstig uit: C.W.A. van Uden, 'Het ziekenfonds. Van niets tot iets in bestuur en wetgeving', Ziekenfondsvragen, (1957/58), p. 93, noot 5. Zie ook het Verslag over de verrigtingen aangaande het armbestuur over 1873, HTK 1875-1876, Bijlagen, 67 2, pp. 34-35 en Tabel 30b. Op verzoek van de Tweede Kamer werden vanaf 1879 de zieken- en begrafenisbussen niet meer in het verslag over de armenzorg opgenomen maar zou de statistiek van die fondsen voortaan door het departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid worden samengesteld. Zie het Verslag over de verrigtingen aangaande het armbestuur over 1879, HTK 1881-1882, Bijlagen, 106 2, p. 1 (pdf) en Tabel 30b (pdf). De afdeling Armwezen op het departement van Binnenlandse Zaken werd in 1879 opgeheven en in 1910 onder de naam Volksgezondheid en Armwezen weer opgericht. Zie K.P. Companje (red.)Tussen volksverzekering en vrije markt. (Amsterdam 2008), p. 99.


Overheidstoezicht op zorgverzekeringen in de 19e  eeuw:


Rapport van de Plaatselijke Kommissie van Geneeskundig Toevoorzigt, (Amsterdam 1842).

Staat van 'zieken-of sociëteitsbussen' in de provincie Zuid-Holland in 1844. Aanwezig in het archief van het Algemeen Ziekenfonds Amsterdam, Stadsarchief Amsterdam.

Is een hervorming der ziekenbussen noodzakelijk en uitvoerbaar?, (Amsterdam 1846).


Voorstel uit 1870 van de Inspecteurs van het Geneeskundig Staatstoezicht dat de volgende punten bevat:

  • verbetering van de gemeentelijke medische armenzorg
  • het door de gemeenten stimuleren van de oprichting van algemene ziekenfondsen met zeggenschap voor artsen
  • het zorgdragen voor betere vergoedingen voor medisch handelen en medicijnen
  • voorstel tot verplichte verzekering

Meer informatie over de voorzieningen voor arbeiders in dienst van ondernemingen is te vinden in dNijverheidsstatistiek van Struve en Bekaar uit 1887-1889, die voortvloeide uit de Arbeidsenquête van 1887. De arbeidsenquête is onder andere te vinden bij Boek op cd.

In de Algemeene Vergadering der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst te Utrecht werd op maandag 7 juli 1890 het 'Rapport over den toestand der ziekenfondsen in Nederland.' uitgebracht, gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1890, pp. 135-147.

In 1923 maakte C.W. de Vries, deskundige op het terrein van het sociale zekerheidsrecht, de conclusies van het rapport Van Leijden (1892) openbaar. Hij deed dit omdat volgens hem 'de geschiedenis der sociale wetgeving in Nederland leemten vertoont en door fabelen wordt verduisterd'. Alleen door kennis van de feiten 'kan de grondslag gelegd worden voor een ware beschrijving van het verleden waarop het heden steunt'. C.W. de Vries, 'De voorbereiding der sociale wetgeving onder het ministerie Van Tienhoven-Tak van Poortvliet', Sociale Voorzorg, (1923).

Verslag van de Eerste Afdeeling der Staats-Commissie van Arbeids-Enquête aangaande "de verzekering of andere voorzorgen bij ongevallen, ziekte, overlijden of ouderdom van werklieden, voor zoover die maatregelen niet in verband staan met eenige bepaalde inrichting van Nijverheid." (Fondsen-Enquête), (Den Haag 1893).

Centrale Commissie voor de Statistiek, Bijdragen tot de Statistiek van Nederland, I Statistiek der arbeidersvereenigingen (Den Haag 1894), waarin ook ziekenfondsen.

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, De ziekenfondsen in Nederland,(Amsterdam 1895).

Verslag van de commissie belast met het onderzoek naar de wijze waarop in Nederland van overheidswege voor geneeskundige hulp aan behoeftigen wordt en behoort te worden gezorgd. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1898, Deel I, pp. 742-745


Lid van de commissie waren H.P. Kapteyn, G.W. Bruinsma en M.W. Pijnappel. Aan de geneeskundigen werd een vragenlijst voorgelegd met vragen over de verzorging van behoeftigen in de gemeenten. Over 450 van de 1123 gemeenten werden inlichtingen ontvangen. De commissie beloofde op een later tijdstip verslag te doen van de bevindingen van haar onderzoek.

'Rapport der commissie benoemd om een onderzoek in te stellen naar de inrichting van ziekenfondsen en vast te stellen, aan welke eischen een ziekenfonds behoort te voldoen', Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1900, pp. 457-465. Het rapport telde zeven typen fondsen.

Rapport over de ziekenfondsen te Amsterdam. Uitgebracht door de Ziekenfondscommissie, ingesteld bij Besluit van 25 October 1897 door de Afdeeling Amsterdam van de "NMG", (Amsterdam 1900) .

VNW, H. Smissaert, Voorzieningen bij ziekte van werklieden in 96 ondernemingen, (Den Haag 1902).

J.W. Deknatel, 'Wettelijke regeling der ziekteverzekering', Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1904 I, pp. 381-390
Deknatel was voor de scheiding van ziekengeld en ziektekosten. De NMG was voor uitvoering van de Ziektewet door Districtskassen: hierbij moest de positie van de geneesheren gewaarborgd worden door een verzekering in geval van financiële problemen (bij faillissement bleven doktersrekeningen onbetaald) en door het niet toelaten van uitingen van geloof of politiek in de kassen.

Minister A. Kuyper gaf in verband met het ontwerp van zijn Ziektewet zijn ambtenaren de opdracht onderzoek te doen naar de 2550 bestaande fondsen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld die er in 1908 waren.

Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, Rapport omtrent den toestand der ziekenfondsen in Nederland (2 dln.; Amsterdam 1901-1907), Rapport Schreve.

Onderzoek naar de in Nederland bestaande fondsen tot ondersteuning van arbeiders bij ziekte, (Den Haag 1912).

Nadat de scheiding tussen ziekengeld en ziektekosten door Talma in 1913 de Ziektewet was vastgelegd, zette de NMG in op de oprichting van Maatschappijfondsen en het formuleren van erkenningseisen vor ziekenfondsen waarmee artsen contracten afsloten.

De Ziektewet Talma bevatte erkenningseisen voor alle bestaande en nog op te richten fondsen.


Rapporten ziektekostenverzekeringen 1914-1941

Betrokkenen bij de gezondheidszorg hebben behoefte aan kennis over de beschikbaarheid en het functioneren van organisaties die voorzien in de dekking van zorgkosten. Verschillende onderzoeken werden gedaan en meerdere rapporten geschreven. Hieronder volgt een overzicht van een aantal daarvan uit de periode tot aan de invoering van het Ziekenfondsenbesluit 1941.

Voorzover aanwezig zijn links naar de originelen of naar webpagina's met meer informatie aangebracht.

'Nota van E. Kupers', Handelingen Tweede Kamer 1919-1920, Bijlagen, Verslag van de Commissie voor de ziekenverzorging, pp. 2-3, commissie Koolen

Nota over de situatie rond de ziekenfondsen, geschreven kort na 4 december 1922. Zie: Commissie van Advies voor het Ziekenfondswezen.

Rapport der Commissie tot onderzoek naar de mogelijkheid meer eenheid te brengen in het Ziekenfondswezen in ons land (Zeist 1925)

Enquête gehouden door de Dienst der Volksgezondheid (1926), F.S. Noordhoff, Het N.V.V. en het ziekenfondswezen, (Amsterdam 1933), p. 6

Sociale zekerheid. Rapport van de Commissie, ingesteld bij Beschikking van den Minister van Sociale Zaken van 26 maart 1943, met de opdracht algemeene richtlijnen vast te stellen voor de toekomstige ontwikkeling der sociale verzekering in Nederland. Deel III. De organisatie van Geneeskundige Voorzieningen en de Rehabilitatie van Gebrekkigen (Den Haag 1945), Rapport van de Commissie Van Rhijn


Rapporten ziektekostenverzekeringen 1941-1964

Betrokkenen bij de gezondheidszorg hebben behoefte aan kennis over de beschikbaarheid en het functioneren van organisaties die voorzien in de dekking van zorgkosten. Verschillende onderzoeken werden gedaan en meerdere rapporten geschreven. Hieronder volgt een overzicht van een aantal daarvan uit de periode tot aan de invoering van de Ziekenfondswet 1964.

Voorzover aanwezig zijn links naar de originelen of naar webpagina's met meer informatie aangebracht. Sociale zekerheid. Rapport van de Commissie, ingesteld bij Beschikking van den Minister van Sociale Zaken van 26 maart 1943, met de opdracht algemeene richtlijnen vast te stellen voor de toekomstige ontwikkeling der sociale verzekering in Nederland. Deel III. De organisatie van Geneeskundige Voorzieningen en de Rehabilitatie van Gebrekkigen, (Den Haag 1945), Rapport van de Commissie Van Rhijn.


Erkenningseisen ziekenfondsen

Door het formuleren van eisen waaraan ziekenfondsen moesten voldoen, konden de belangen van de bij de financiering van zorg betrokken partijen zoveel mogelijk met elkaar in evenwicht worden gebracht. De erkenningseisen werden in verschillende wetten en overeenkomsten neergelegd en in meer of mindere mate gehandhaafd. Ze gaven sturing aan de ontwikkeling van de ziekenfondsen.


Hieronder verwijzen weblinks naar de ontwikkeling van de erkenningseisen voor ziekenfondsen:

Ziektewet Kuyper 1903

Ziektewet Talma 1913 (zou tot gevolg hebben dat zo goed als alle bestaande kassen en een groot aantal ziekenfondsen zou verdwijnen)

Bindend besluit van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst 1912 (gold alleen voor nieuw op te richten fondsen waarbij uitzonderingen konden worden gemaakt)

Ziekenverzorgingswet Aalberse

Unificatierapport 1926

Ziektewet 1929 (formuleerde de eis tot verzekering bij een ziekenfonds, waaraan echter geen erkenningseisen werden verbonden)

Ziekenfondswet 1930

Ziekenfondsenbesluit 1941

Ziekenfondswet 1964

Zorgverzekeringswet 2006


Financiering en regulering van zorg

De door de ziekenfondsverzekering gefinancierde zorg was gebonden aan regels. Deze regels werden onder andere vastgelegd in lokale ziekenfondsovereenkomsten. Het toezicht hierop werd uitgeoefend door plaatselijke Commissies van Toezicht. Met het Ziekenfondsenbesluit (1941) was de verplichte ziekenfondsverzekering een feit. Dit had gevolgen voor het toezicht. Ook in de Ziekenfondswet van 1964 was het toezicht op de ziekenfondsen geregeld. De grootte van de ziekenfondsen bepaalde volgens velen de continuïteit van zorg en de financiering ervan. Om die reden streefde men naar samenwerking en fusie van organisaties.

 

Inventarissen

Ziekenfondsen

  • ANOZ
    het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (ANOZ) en rechtsvoorgangers
    Ziekenfonds Eendracht maakt Macht (EMM, Weesp), Ziekenfonds Eendragt maakt Magt, Algemeen Ziekenfonds voor Hilversum (AZH), Maatschappij Ziekenfonds Gooi- en Eemland
  • De Friesland
    de rechtsvoorgangers van De Friesland Zorgverzekeraar
    Algemeen Leeuwarder Ziekenfonds (ALZ) en rechtsvoorganger Eendracht maakt Macht, Ziekenfonds Sneek en omstreken, Ziekenfonds Leeuwarden Sneek (ZLS), Maatschappijziekenfonds 'Heerenveen en Omstreken', Maatschappijziekenfonds Friesland-Noord, Maatschappijziekenfonds 'Frieslands Zuidwesthoek', Algemeen Provinciaal Fries Ziekenfonds Leeuwarden (APFZ)
  • OvU (Omstreken van Utrecht)
  • PWZ
    de rechtsvoorgangers van PWZ Verzekeringen
    Algemeen Afdeelings Ziekenfonds der afdeelingen Waterland, Purmerend en omstreken, Algemeen Ziekenfonds Wormer en Omstreken, Zaandamsch Ziekenfonds, AAZ-Zaanland (AAZZ)
  • VGZ
    de rechtsvoorgangers van zorgverzekeraar VGZ
    Vereniging Gezondheidscentrum Zuid-Nederland (VGZ), Bijzonder Afdelings Ziekenfonds (BAZ), Regionaal Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken (RZEO), Eindhovens Algemeen Ziekenfonds (EAZ), Algemeen Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken (AZEO), Ziekenfonds Midden-Brabant (ZMB), Algemeen Afdelingsziekenfonds Tilburg en omstreken (AAZ), Ziekenfonds Noord-Limburg (ZNL), Ziekenfonds Zuid-Limburg (ZZL), Stichting Algemeen Ziekenfonds Bergen op Zoom, Roosendaal eo (AZB)/Maatschappij Ziekenfonds Bergen op Zoom eo (MZB)
    De koepelorganisaties Federatie VMZ, VNZ, KLOZ, SAZ, NPZ, SISAZ en de artsenorganisatie KNMG
  • VHZ
    Sociëteit Voorzorg (1827) en Hulp bij Ziekte (1848) vormden vanaf 1918 het Utrechtse maatschappijziekenfonds Voorzorg Hulp bij Ziekte, VHZ. In 1950 ontstond het Algemeen Provinciaals Ziekenfonds VHZ
  • Ziekenzorg (Utrecht)
  • Collectie VNZ

 

Publiekrechtelijke Ziektekostenverzekeraar

  • DGVP (Dienst Geneeskundige Verzorging Politie)

 

Ziekenhuisverplegingsvereniging

 

Herverzekeringsinstituut

  • SIG (Stichting Samenwerkende Instellingen in de Gezondheidszorg)

 

Koepelorganisaties

  • FOZ (Federatie van Onderlinge non-profit Ziektekostenverzekeringsinstellingen)
  • FVZ (Federatie van Vereenigingen voor Ziekenhuisverpleging)

 

Vereniging

  • VDZ (Vereniging van Directeuren en Administrateurs van Ziekenfondsen in Nederland )

 

Gehandicaptenzorg


Het archief van het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (ANOZ)

In 1938 besloot de Centrale Bond van Ziekenfondsen (CBOZ) om een landelijk ziekenfonds te vormen, waarbij lokale fondsen zich konden aansluiten. Aanvankelijk was het de bedoeling om ook met de Maatschappijfondsen (fondsen van de NMG) samen te werken. Nadat dit mislukt was, ging ANOZ in 1941 van start met de aansluiting van het Westfriese onderlinge ziekenfonds Woudsend. Het Ziekenfondsenbesluit van 1941 gaf een sterke impuls aan het nieuwe ziekenfonds. Veel kleine, op het platteland gevestigde fondsen, sloten zich aan. Ook vijf verenigingen voor ziekenhuisverpleging deden mee. In 1947 werden vele kleine afdelingen samengevoegd tot rayons. Op 31 december 1950 waren er zeventien afdelingen (op één na alle ten noorden van de grote rivieren), vier districten en veertien rayons. Eind 1969 waren er acht rayons en zes afdelingen, waarvan één voor het binnenscheepvaartpersoneel en vijf geografische afdelingen. Naast het ANOZ was er een zogenaamde bovenbouwverzekering, de Stichting A.N.O.Z. ANOZ fuseerde in 1999 met de zorgverzekeraars ANOVA en ZAO. De naam ANOZ verdween in 2003 definitief toen de drie labels werden vervangen door de naam AGIS Zorgverzekeringen. De inventaris betreft het archief van ANOZ in de periode 1938-1990 en de tot ANOZ behorende organisaties, het Algemeen Ziekenfonds Gooi en Eemland (1948) en Algemeen Ziekenfonds Apeldoorn en Omstreken (z.d. 1955?). Het Algemeen Ziekenfonds Gooi en Eemland was een fusie van de volgende fondsen: het Ziekenfonds Eendracht maakt Macht te Weesp en Weesperkarspel (1880), het Algemeen Ziekenfonds Hilversum (1906), het Onderlinge Hulp te Naarden (1908), het Baarnsch Ziekenfonds (1924) en het Algemeen Ziekenfonds Huizen (1930). Het Algemeen Ziekenfonds Apeldoorn en Omstreken bestond uit het Stedelijk Ziekenfonds Zutphen (1863) dat in 1946 tot ANOZ rayon Zutphen omgevormd werd, het Zieken- en ondersteuningsfonds Eefde (1892) en het Ziekenfonds Epe (1936). Het archief werd in 2004 aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen in bruikleen overgedragen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars verzorgt namens deze Stichting het beheer van dit archief. De ordening en ontsluiting werden verzorgd door drs. D. Rigter, Historisch Onderzoeksbureau Ecade. Voor de geschiedenis van het ziekenfonds ANOZ en van de opbouw van de organisatie en de administratie zie E.W. van der Hoeven, ANOZ van A tot Z. Vijftig jaar landelijk ziekenfonds en zijn eigenaardigheden, (Zeist 1996) en het format ANOZ van de ING Onderzoeksgids Zorgverzekeraars.


Inventaris van het archief van van het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (ANOZ)


Zie ook onze Archievendatabase.

Informatie over de Archiefwet en het bewaren van archieven.


Het archief van De Friesland Zorgverzekeraar

De in de inventaris voorkomende archieven vormen een deel van de geschiedenis van De Friesland. Niet alle ziekenfondsen die in 1990 fuseerden tot De Friesland Zorgverzekeraar worden in deze inventaris beschreven en de archieven die er wel in staan zijn niet compleet. Uit een breed gedragen initiatief van de 'Vereeniging tot verbetering van de armenzorg' te Leeuwarden werd in 1894 het ziekenfonds Eendracht Maakt Macht (EMM) geboren. In het archief is materiaal uit de beginperiode te vinden. Het meeste betreft de periode na 1915. Rond 1930 fuseerde EMM met De Toekomst Leeuwarden en in 1945 werd gefuseerd met Recht door Zee (1815). Het archief bevat materiaal van het toen gevormde Algemeen Leeuwarder Ziekenfonds (ALZ). In 1974 kwam door een fusie het Ziekenfonds Leeuwarden Sneek (ZLS) tot stand. Het ziekenfonds Sneek en omstreken waarmee op dat moment gefuseerd werd bestond vanaf 1844. Van dit ziekenfonds is vanaf 1920 materiaal te vinden. Het archief van ZLS beslaat de periode 1974-1989. Daarna ging ZLS op in De Friesland. In 1930 namen een aantal artsen en apothekers de beslissing tot oprichting van het Maatschappijziekenfonds 'Heerenveen en Omstreken'. In 1933 fuseerde Heerenveen met 'Drachten en Omstreken'. De maatschappijziekenfondsen 'Friesland Noord' en 'Frieslands Zuidwesthoek' stammen ook uit 1930. In 1947 vormden deze laatste twee samen met 'Heerenveen en Omstreken' het Algemeen Provinciaal Fries Ziekenfonds Leeuwarden (APFZ). Hoewel van alle genoemde ziekenfondsen die deel uitmaakten van APFZ in deze inventaris archiefmateriaal aanwezig is, maakt het archief van APFZ de meest complete indruk. Het bevat materiaal tot aan de fusie van APFZ met ZLS in 1990. Het archief van De Friesland Zorgverzekeraar werd in 2003 aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen in bruikleen overgedragen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars verzorgt namens deze Stichting het beheer van dit archief. De ordening en ontsluiting werden verzorgd door drs. D. Rigter, Historisch Onderzoeksbureau Ecade.


Meer informatie over de geschiedenis van De Friesland in: H. Erkeles en S. van den Bosch, Een zegenrijke sociale taak. Geschiedenis van ziekenfondsen in Friesland in de twintigste eeuw (Leeuwarden 2004).

Inventaris van het archief van De Friesland Zorgverzekeraar

Wit blauwe kruis


Stichting Historie Ziekenfondswezen, HiZ

De Stichting Historie Ziekenfondswezen HiZ werd in 1994 opgericht door de Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars. De HiZ heeft tot doel het onderzoek naar de geschiedenis van de ziekenfonds- en ziektekostenverzekering te bevorderen. Het functioneert als Raad van Advies voor het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars (KHZ), als instelling voor cultureel erfgoed en als uitgever. De HiZ beheert het cultureel erfgoed dat twee eeuwen zorg en zekerheid omvat door archieven en documentatie in eigendom of bruikleen te nemen. Het KHZ verzorgt de ordening, de ontsluiting en het voor onderzoek beschikbaar stellen van deze bronnen en van de literatuur. Sinds 1994 publiceert de HiZ de Jaarboeken HiZ (1994-2001) en boeken over de geschiedenis van het ziekenfondsbestel in nationaal en internationaal perspectief. In samenwerking met uitgeverij Aksant verzorgt de HiZ de HiZ-reeks Geschiedenis Zorgverzekeringen. Wilt u over de geschiedenis van zorg en zekerheid publiceren, dan kan de HiZ dit door uitgave of deelname in uitgave ondersteunen. U kunt hiervoor contact opnemen met de secretaris van de Stichting Historie Ziekenfondswezen: de heer dr. K.P. Companje, Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars, Hollandsspoor 24, 3994 VV Houten.


Het archief van het Maatschappij Ziekenfonds Omstreken van Utrecht (OvU)

De NMG-afdeling Utrecht nam het initiatief tot de stichting van het Maatschappijfonds voor de gemeenten buiten de stad Utrecht. Het Maatschappij Ziekenfonds Omstreken van Utrecht werd op 1 april 1932 opgericht. Alle bestaande doktersfondsen in de omgeving van Utrecht gingen erin op. Het Utrechtse ziekenfonds VHZ deed de administratie en het beheer. Het fonds had een eigen bestuur dat een zelfstandig beleid voerde. Na de invoering van het ziekenfondsenbesluit 1941 vond het bestuur van OvU een fusie met VHZ opportuun. Deze fusie kwam op 19 juni 1950 tot stand. In 2006 is het archief van OvU in bruikleen overgedragen aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars, verbonden aan de afdeling Metamedica van de Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam, verzorgt namens deze stichting het beheer van dit archief. De ordening en ontsluiting werden verzorgd door drs. D. Rigter, Historisch Onderzoeksbureau Ecade. Meer informatie over de geschiedenis van het ziekenfonds en de opbouw van de organisatie en de administratie in: K.P. Companje, Anova zorgverzekeringen. De geschiedenis van het ziekenfondsbestel in Midden-Nederland sinds 1827, (Amersfoort 1999). Inventaris van het archief van het Maatschappij Ziekenfonds Omstreken van Utrecht (OvU).


Het archief van PWZ Verzekeringen

In 1914 stichtte de Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunst (NMG) het Algemeen Afdeelings Ziekenfonds der afdeelingen Waterland, Purmerend en omstreken. Het archief omvat stukken uit de periode 1914-1983. De in 1889 opgerichte ziekenfondsen van Jisp en Wormer gingen in 1941 op in het Algemeen Ziekenfonds Wormer en Omstreken. In 1930 had het fonds Onderlinge Hulp zich bij Wormer aangesloten. Het oudste ziekenfonds waarvan zich archiefmateriaal in deze inventaris bevindt, is het in 1841 door de plaatselijke Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgerichte Zaandamsch Ziekenfonds (ZZ). Dit ziekenfonds ging op in het in 1915 ook door de NMG opgerichte Algemeen Afdeelings Ziekenfonds Zaanland (AAZ Zaanland). Het materiaal van ZZ beslaat de periode 1907-1919, dat van AAZ Zaanland 1914-1975. In 1952 werden de maatschappijziekenfondsen losgemaakt van de NMG en in 1984 vormden de fondsen uit Purmerend, Wormer en Zaanland de Coöperatieve Vereniging Ziekenfondsen PWZ om in 1989 te fuseren tot PWZ Verzekeringen. Het archief van PWZ werd in 2004 aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen in bruikleen overgedragen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars verzorgt namens deze stichting het beheer van dit archief. De ordening en ontsluiting werden verzorgd door drs. D. Rigter, Historisch Onderzoeksbureau Ecade. Meer informatie over de geschiedenis van PWZ Verzekeringen in: A.A. de Bruin, Zorgen voor zekerheid. Een impressie van honderd jaar medische zorg en zorgverzekering tussen IJ en Marsdiep (Zeist 1994).


Het archief van Zorgverzekeraar VGZ

De stichting Volksgezondheidszorg VGZ te Nijmegen werd in 1949 opgericht. Zij bood ziekenfondsverzekerden de mogelijkheid zich als aanvulling op hun ziekenfondsverzekering voor een hogere klasse van zorg te verzekeren.

Bij deze zogeheten bovenbouwverzekeraar was een aantal rechtspersonen, zoals het Instituut Ziektekostenvoorziening Ziekenhuiswezen (IZZ) - dat er in 1978 bij kwam - aangesloten.

VGZ ging in 1989 samen met:

  • het Bijzonder Afdelings Ziekenfonds BAZ te Nijmegen (1908), in 1928 ook actief in Eindhoven, dat in 1950 onder andere was samengesteld uit:
  • de Broederschap De Timmermansbus (1741), net als een aantal andere fonden op deze pagina, te vinden in het ziekenfondsrapport van Binnenlandse Zaken uit 1908
  • het ziekenfonds De Eendracht te Nijmegen (1844)
  • het Algemeen Ziekenfonds te Nijmegen (1888)
  • het Nieuw Nijmeegs Ziekenfonds (1900)
  • het Algemeen Ziekenfonds Gemert en omstreken (1914)
  • [In 1944 en 1952 is er in de ziekenfondsrapporten sprake van het maatschappijziekenfonds Omstreken van Nijmegen (1920) met een Ziekenhuisverplegingsfonds (1936).]
  • het Maatschappij Ziekenfonds Bergen op Zoom, Roosendaal en omstreken MZB te Bergen op Zoom (1928)
  • het Ziekenfonds Midden-Brabant ZMB te Tilburg in 1975 ontstaan uit een fusie van:
  • het Algemeen Afdelingsziekenfonds Tilburg en omstreken (AAZ uit 1914)
  • het Algemeen Ziekenfonds 's-Hertogenbosch (1914)
  • het Regionaal Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken RZEO (1983) te Eindhoven ontstaan uit:
  • het Eindhovens Algemeen Ziekenfonds (EAZ) uit 1900
  • het Algemeen Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken (AZEO) uit 1928 en de Aanvullende Ziektekostenverzekering Eindhoven en omstreken (AZVEO)
  • Ziekenfonds Philips Ziekenzorg uit 1902
  • Ziekenfonds Noord-Limburg ZNL te Venlo (1930) dat in 1978 het ziekenfonds van Pope's Metaaldraadlampenfabriek (1908) had overgenomen
  • Ziekenfonds Zuid-Limburg ZZL te Maastricht (1914).

Het archief van zorgverzekeraar VGZ werd in 2009 aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen (HiZ) in bruikleen overgedragen. Het bevat ook materiaal van:

  • Zieken- en Verplegingsfonds Onderlinge Hulp Oss (1929 maar komt ook al in het rapport Schreve uit 1908 voor)
  • NS-personeel
  • het Nijmeegse Ziekenfonds Steunt Elkander (1902).

Materiaal van een aantal koepelorganisaties waarvan VGZ of onderdelen daarvan deel uitmaakte, behoort ook tot het archief. Het betreft de Federatie VMZ, de Stichting Instituut Samenwerkende Algemene Ziekenfondsen (SISAZ), de Stichting Autonome Ziekenfondsen (SAZ), de Kontaktkommissie van Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars (KLOZ), de vereniging van Non-Profit Ziektekostenverzekeraars NPZ (1980-1995) en de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen VNZ (1977-1995). VGZ was ook lid van de Permanente Commissie van Overleg (PCvO). Er is tevens archiefmateriaal te vinden van de de RK Artsenvereniging en de artsenorganisatie KNMG.

Een deel van dit verleden is via een inventaris toegankelijk gemaakt die als pdf en in de Archievendatabase is te raadplegen.

Het is handig om naast de naam en andere kenmerken van een in de database opgenomen organisatie ook te beschikken over de kenmerken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er verschillende instellingen in de database voorkomen met de afkorting AZH of met de naam Onderlinge Hulp. Een zoekopdracht zonder invulling van de zoekbalk levert alle in de database opgenomen records op.

In de database vindt u onder de volgende kenmerken het archiefmateriaal van de vermelde organisaties:

  • VGZ Nijmegen [kenmerk 400200000-400200408]
  • BAZ te Nijmegen (1908) [kenmerk 400220094-400220172]
  • De Eendracht (1844) [kenmerk 400220001]
  • Maatschappij Ziekenfonds Bergen op Zoom, Roosendaal en omstreken MZB te Bergen op Zoom (1928) [kenmerk 400220074-40022093]
  • Ziekenfonds Midden-Brabant ZMB te Tilburg in 1975 [kenmerk 400230078-400230141]
  • het Algemeen Afdelingsziekenfonds Tilburg en omstreken (AAZ uit 1914) [kenmerk 400230000-40023077]
  • het Algemeen Ziekenfonds 's-Hertogenbosch (1914) [kenmerk 400220173 en 400260000-400260052]
  • het Regionaal Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken RZEO (1983) te Eindhoven [kenmerk 400210038-400210073]
  • het Eindhovens Algemeen Ziekenfonds (EAZ) uit 1900 [kenmerk 400210001-400210011 en 400210034-400210035]
  • het Algemeen Ziekenfonds Eindhoven en Omstreken (AZEO) uit 1928 [kenmerk 400210012-400210033]
  • Ziekenfonds Noord-Limburg ZNL te Venlo [kenmerk 400250000-400250098]
  • de Aanvullende Ziektekostenverzekering Eindhoven en omstreken (AZVEO) [kenmerk 400210036-400210037]
  • Ziekenfonds Zuid-Limburg ZZL te Maastricht (1914) [kenmerk 400240000-400240071]
  • Zieken- en Verplegingsfonds Onderlinge Hulp Oss (1929 maar komt ook al in Schreve 1908 voor) [kenmerk 400220006]
  • NS-personeel [kenmerk 400220005]
  • Ziekenfonds Steunt Elkander (1902) [kenmerk 400220002-400220004]
  • de Federatie VMZ [zoek op VMZ]
  • SIZAZ [kenmerk 400260028-400260037]
  • SAZ [kenmerk 300220000-300220007]
  • KLOZ [zoek op KLOZ]
  • NPZ [kenmerk 300120000-300120016]
  • VNZ [zoek op VNZ]
  • RK Artsenvereniging [kenmerk 400220007-400220011]
  • KNMG [zoek op KNMG]

De ordening en ontsluiting van het archief van VGZ werden verzorgd door dr. L. van Bergen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars verzorgt namens de HiZ het beheer van dit archief. Het KHZ biedt ook toegang tot een voorlopige stamboom van VGZ.

Toegang tot de andere HiZ-inventarissen vindt u hier. Op een andere KHZpagina is een overzicht te vinden van de archieven die via de HiZ zijn te raadplegen.

Het KHZ beschikt ook over een zoekmogelijkheid voor de gehele website (behalve de databases).

Ziekenfondsen zijn ook te vinden in www.archieven.nl.


Aantallen fondsen in 1908

Minister A. Kuyper gaf in verband met het ontwerp van zijn Ziektewet zijn ambtenaren de opdracht onderzoek te doen naar de bestaande verzekeringen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld.

Het onderzoek dat in 1908 gereed was, gaf een overzicht van de bestaande organisaties per provincie.

Via deze pdf is hiervan per provincie en voor de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam een overzicht te vinden.

Het aantal organisaties per provincie hield geen verband met de bevolkingsgrootte.

Bevolkingsaantallen volgens de Volkstelling van 1909

Drenthe 178818

Zeeland 282515

Utrecht 288514

Groningen 328045

Friesland 359552

Limburg 382007

Overijssel 382880

Noord-Brabant 623079

Gelderland 639602

Zuid-Holland 1107678

Noord-Holland 1890744

Totaal 5858175


Aantal bestaande organisaties per provincie

Drenthe 45 Limburg 75

Zeeland 97

Utrecht 133

Noord-Brabant 138

Friesland 157

Overijssel 186

Groningen 211

Gelderland 244 Noord-Holland 528

Zuid-Holland 736

Totaal 2550


Het rapport van Binnenlandse Zaken uit 1908 is in te zien bij het Nationaal Archief en te vinden in het archief van de departementsafdeling Arbeidersverzekering. Archiefmateriaal van verschillende van de organisaties uit het rapport is te vinden in de collectie ziekenfondsen van de VNZ.


Erkenningseisen in de Ziektewet Kuyper

De invoering van een verplichte verzekering tegen de risico's van ziekte betekende voor de bij de verzekering betrokken uitvoeringsorganisaties dat ze te maken kregen met erkenningseisen en overheidstoezicht. In de ontwerp Ziektewet die A. Kuyper als minister eind 1904 indiende, werden deze eisen en dit toezicht geformuleerd. Zijn ZW dekte zowel begrafeniskosten, ziektekosten als het geld dat diende ter compensatie van gederfde inkomsten (ziekengeld). Minister Kuyper gaf zijn ambtenaren de opdracht onderzoek te doen naar de 2550 bestaande fondsen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld die er waren.


De erkenningseisen en het toezicht werden vastgelegd in de artikelen 20-138 van de ZW.

Kuypers ZW voorzag in drie soorten uitvoerders:

  • Districtskassen ingesteld door het rijk
  • Erkende kassen
  • Ondernemerskassen


De erkenningseisen betroffen de samenstelling van de besturen, de toezichthoudende organen en de bedrijfsvoering. Daarnaast werd een grens gesteld aan de mate waarin winst gemaakt mocht worden. Verzekerden konden zelf kiezen bij welke erkendziekenkas of -fonds ze zich verzekerden. Dit gold niet voor arbeiders die bij een onderneming werkzaam waren die beschikte over een ondernemingskas, zij waren verplicht bij deze kassen verzekerd. Bovendien mocht een verzekerde die zich eenmaal bij een kas had aangesloten, niet meer van ziekenkas wisselen. Dit was om te voorkomen dat bij de districtskassen alleen de slechte risico's terecht zouden komen. De Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (NMG) maakte bezwaar tegen het feit dat Kuyper niet gekozen had voor een scheiding van de kassen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld. Het ontbreken van de eis van vrije artsenkeuze, van regelingen betreffende een juiste rechtspositie en van een minimum beloning van de artsen wasren de NMG eveneens onwelgevallig. De artsenorganisatie verwees naar de verschillende rapporten waarin deze bezwaren al eerder uiteengezet waren. Bovendien was de NMG van mening dat de verplichte verzekering niet beperkt zou moeten worden tot de vaste werklieden. Als gevolg van de erkenningseisen en het door Kuyper gekozen uitvoeringssysteem waren volgens deskundigen de meeste bestaande ziekenkassen en -fondsen gedoemd te verdwijnen en zouden uiteindelijk alleen de districtskassen overblijven. Het bestuur van het ziekenfonds Werkmans Voorzorg uit Harlingen verwachtte bijvoorbeeld in 1903 dat het fonds de invoering van de ZW niet zou overleven, al dacht men dat dit 'nog wel een jaar of wat' zou kunnen duren. Daarin kreeg men gelijk. De verplichte verzekering voor ziekengeld werd uiteindelijk na veel discussie in 1930 en die van ziektekosten in 1941 ingevoerd.


Het archief van het Ziekenfonds Voorzorg en Hulp bij Ziekte (VHZ)

De Sociëteit Voorzorg (1827) en Hulp bij Ziekte (1848) vormden vanaf 1918 het Utrechtse maatschappijziekenfonds Voorzorg Hulp bij Ziekte. In 1950 werd gefuseerd met het maatschappijziekenfonds Omstreken van Utrecht (OvU) en ontstond het Algemeen Provinciaals Ziekenfonds VHZ. Vanaf 1952 was dit ziekenfonds geen maatschappijziekenfonds meer. In 1957 werd de afdeling Utrecht van het Rotterdamsch Ziekenfonds bij VHZ ondergebracht. In 1978 fuseerde het Zeister Ziekenfonds met VHZ en in 1980 vormden VHZ en het Utrechtse Liduina het Regionaal Ziekenfonds Midden Nederland (RZMN). In 1982 sloot het Urechtse Ziekenzorg zich hierbij aan en in 1992 het ziekenfonds Amersfoort en omstreken. In 1995 ging deze combinatie verder onder de naam Anova. In 1992 begon K.P. Companje, de toenmalig archivaris van het RZMN, met de schoning en reconstructie van het archief van VHZ. Het werd geplaatst in het depot van het RZMN te Utrecht. Bij het opgaan van ANOVA in Agis Zorgverzekeringen is het archief wederom verplaatst, ditmaal naar het depot van Agis te Amersfoort. In 2006 werd het archief van VHZ in bruikleen overgedragen aan de Stichting Historie Ziekenfondswezen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars, verbonden aan de afdeling Metamedica van de Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam, verzorgt namens deze stichting het beheer van dit archief. De ordening en ontsluiting werden verzorgd door drs. D. Rigter, Historisch Onderzoeksbureau Ecade. Meer informatie over de geschiedenis van het ziekenfonds en de opbouw van de organisatie en de administratie in: K.P. Companje, Anova zorgverzekeringen. De geschiedenis van het ziekenfondsbestel in Midden-Nederland sinds 1827 (Amersfoort 1999).


Het archief van het Ziekenfonds Ziekenzorg te Utrecht

Het archief van het Utrechtse ziekenfonds Ziekenzorg (1898 - 1983) raakte verspreid na de fusie tussen Ziekenzorg en de stichting Regionaal Ziekenfonds Midden-Nederland (RZMN) in 1983. In 1989 is een deel van de boekhouding uit het voormalig kantoorpand overgebracht naar het RZMN-archief aan de Vliegend Hertlaan te Utrecht. In 1991 en 1992 volgden het beleidsarchief van Ziekenzorg, enkele directiestukken en door particulieren afgestane documenten. In 1992 begon K.P. Companje, de toenmalig archivaris van RZMN, met de schoning en reconstructie van het archief van Ziekenzorg. In 1994 werden de werkzaamheden afgerond met de uitgave van een complete inventaris op het archief. Het archief van Ziekenzorg werd geplaatst in het depot van ANOVA-verzekeringen te Utrecht/Amersfoort, de rechtsopvolger van het RZMN. Bij het opgaan van ANOVA in Agis Zorgverzekeringen is het archief wederom verplaatst, ditmaal naar het depot van Agis te Amersfoort. In 2006 is het archief van Ziekenzorg overgedragen aan aan dStichting Historie Ziekenfondswezen. Het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars, verbonden aan de afdeling Metamedica van de Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam, verzorgt namens deze stichting het beheer van dit archief. In het kader van een archiefstage bij Historisch Onderzoeksbureau Ecade en in samenwerking met het Kenniscentrum Historie Ziekenfondsen is het archief tussen juni en september 2006 door A.D.N. Kerkhoff (a.d.n.kerkhoff@orange.nl) opnieuw bekeken, geordend en van een nieuwe structuur voorzien. Dit was nodig omdat bleek dat het archief flink door elkaar bleek was gegooid. Van de oorspronkelijke ordening uit 1994 was, waarschijnlijk door de vele verhuizingen, vrijwel niets meer over. Voor de geschiedenis van het ziekenfonds en van de opbouw van de organisatie en de administratie zie K.P. Companje, Ziekenzorg. De geschiedenis van een ziekenfonds en zijn eigen instellingen (Utrecht 1994).


Het archief van de collectie ziekenfondsen van de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ)

Het materiaal dat zich in deze collectie bevindt, is verzameld in een periode van grote ontwikkelingen in het ziekenfondswezen. Veel ziekenfondsen werkten vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw samen, fuseerden of verdwenen helemaal van het toneel. Uiteindelijk werden de ziekenfondsen zorgverzekeraars en verminderde hun aantal behoorlijk. De collectie is afkomstig uit de periode 1865-1982 en geeft dus inzicht in een lange geschiedenis.

Het archief is samengebracht volgens een regionale indeling die er als volgt uitziet:


Groningen: Appingedam, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Oude Pekela, Warnsveld, Veendam, Zuidhorn, Friesland: Bolsward, Drachten, Harlingen, Leeuwarden, Sneek, Workum

Drenthe: Noord-Overijssel, Assen, Coevorden, Hoogenveen, Meppel (m.u.v. Kampen en Zwolle)

Kampen en Zwolle

Overijssel (m.u.v. Zwolle, Kampen en Deventer): Almelo, Berkelo, Enschede, Hengelo, Heino, Diepenveen, Goor, Nijverdal, Oldenzaal, Tubbergen, Vroomshoop, Wijke (Twente)

Oostelijke Veluwe: steden-driehoek

Arnhem en Omstreken: Rijnstreek Ede-Wageningen-Lobith

Utrecht: Zeist, Amersfoort

Utrecht: De Bilt, Breukelen, Nijenrode, Vecht en Omstreken, ANOZ; Ziekenzorg, st. Liduina, NOZ, Geldermalsen, Leerdam, Tiel, Nijkerk

Tiel

Gooi-Huizen-Naarden-Soest

Amsterdam: AZA, Ziekenzorg, OAZ, VAZ en andere,

Ziekenfondsen PWZ en Spaarneland; Beverwijk-Bloemendaal, Purmerend, Haarlem, Halfweg, Velzen-IJmuiden, Zaandam

Hoorn, Enkhuizen, Alkmaar, Den Helder, Texel,

West-Friesland

Regionaal Ziekenfonds Leiden en Alphen, R.Z.Z.A. en aangesloten fondsen in Leiden en Alphen, Leiden Boerhaave Ziekenfonds, Noordwijk Ziekenfonds, Wassenaar ziekenfonds, Amstelveen, CZH, Haarlemmermeer

Den Haag, Azivo, AAZ-Nuts, st. Johannes de Deo, Haaglanden, Emir

Gouda, Dordrecht, Sliedrecht, Heerjansdam, Rotterdam, ALZINEZ en AZIVO Den Haag

Delft en Omstreken

SVM, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis

ZHF Barendrecht, Brielle, Oud-Beijerland, Zwijndrecht, (Zuid-Hollandse eilanden)

Zeeuwsche ziekenfondsen, op de eilanden en in Goes en Middelburg

Breda en omstreken, Zeeuwsch Vlaanderen, West-Brabant, Terneuzen

Eindhoven, Goirle, Gemert, Tilburg, Roosendaal, Breda, OosterhoutNijmegen en Omstreken; Limburg


Op de inventarispagina ziet u het kenmerk waarmee het materiaal is op te vragen en een omschrijving ervan. In de lijst van 2550 bestaande fondsen voor ziekengeld, ziektekosten en begrafenisgeld die er in 1908 volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken waren, vindt u een groot aantal van de in deze inventaris opgenomen fondsen terug.


Een overzicht van een aantal bij het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars bekende ziekenfondsen vindt u in de volgende pdf's: lijsten van ziekenfondsen gesorteerd op naamplaatsjaar van oprichting en op erfopvolger. De ziekenfondsen werden door de Centrale Commissies van Toezicht (CCvT) in 1952 eveneens ingedeeld in regio's. Voor meer informatie over onze archieven kunt u ook in onze Archievendatabase terecht.

 

Bibliotheek

De bibliotheek bestaat uit Nederlandse en internationale literatuur en tijdschriften over ziekenfonds- en ziektekostenverzekeringen, gezondheidszorg en verzorgingsstaat.
De catalogus is in pdf raadpleegbaar op 
auteur en jaar.

Bronnen & Archieven

Het Kenniscentrum beschikt over een documentatiecentrum voor de geschiedenis van zorgverzekering, sociale zekerheid en verzorgingsstaat.

De 
Canon Zorg en Zekerheid schetst de geschiedenis van zorg en verzekering in vogelvlucht. De Erfgoedgids verklaart aspecten en ontwikkelingen die voor een goed begrip van de geschiedenis van de zorg en van de sociale zekerheid van belang zijn. Daarnaast biedt de gids een overzicht van het bronnenmateriaal dat op het terrein van de geschiedenis van de zorgverzekeraars beschikbaar is.

De 
bibliotheekcollectie bestaat uit Nederlandse en internationale literatuur en tijdschriften over ziekenfonds- en ziektekostenverzekeringen, gezondheidszorg en verzorgingsstaat.

In de rubriek 
Inventarissen zijn de beschrijvingen te raadplegen van de archiefcollecties die bij het Kenniscentrum in beheer zijn. Informatie over en verzoeken tot inzage kunt u verkrijgen via het mailadres hiz@planet.nl of telefonisch: 06 – 218 22 745.


Canon van de Geschiedenis van de Nederlandse Gezondheidszorg

 

1700

In Nederland kende men in de 17de en 18de eeuw al een vorm van een zorgverzekering, de ziekenbussen. Onder het mom “van en voor elkaar” konden leden van een gilde gebruik maken van deze verzekering. De verzekering beschermde leden van het gilde tegen het risico van verlies van inkomen als gevolg van ziekte of werkloosheid en het risico van medische uitgaven


19e eeuw

Met het afschaffen van het gildesysteem verdwenen tijdens de Bataafse Republiek en de Napoleonistische periode (1795-1813) ook de ‘gildenbussen’. In het nieuwe koninkrijk Nederland (vanaf 1813) ontstonden zorgverzekeringen in diverse vormen: commerciële fondsen, de fondsen van artsen, bedrijfsfondsen, vakbondfondsen, enz. De welstandsgrens die deze meeste van deze fondsen hanteerden, bracht een onderscheid aan tussen de lagere inkomens, die lid van het fonds mochten worden, en degenen die geacht werden de kosten van dokter en apotheker zelf te betalen.


1903

Niet beschikbaar


1909

Niet beschikbaar


1913

Niet beschikbaar


1941

Onder dwang van de Duitse bezetter wordt het Ziekenfondsbesluit afgekondigd. Vanaf 1 november 1941 zijn zo’n 4,5 miljoen mensen met een inkomen onder de loongrens verplicht zich aan te sluiten bij een erkend ziekenfonds. Het pakket bevat niet alleen vergoeding van de zorg van artsen, tandartsen en geneesmiddelen, maar ook zware risico’s zoals ziekenhuis- en sanatoriumverpleging. Werknemers met een inkomen boven de loongrens en niet-werknemers (bijvoorbeeld ambtenaren) kunnen een vrijwillige ziekenfondsverzekering of een particuliere ziektekostenverzekering afsluiten.


1956

Niet beschikbaar


1964

Niet beschikbaar


1968

Minister Veldkamp lanceert in 1966 het idee van een volksverzekering tegen zware medische risico’s. Zijn bedoeling is alle ingezetenen van Nederland verplicht te verzekeren voor de kosten van opname en verpleging voor chronische zieken en gehandicapten. Zijn opvolger Roolvink loodst de plannen in 1967 door het parlement. In 1968 treedt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in werking. De uitvoering, met alle bijkomende administratieve en financiële werkzaamheden, komt in handen van de ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars als uitvoeringsorganen. De financiering van de AWBZ bestaat uit eigen bijdragen, rijksbijdragen en premies.


1974

Staatssecretaris Jo Hendriks brengt in 1974 de Structuurnota Gezondheidszorg uit. Hendriks stelt voor de gezondheidszorg te organiseren in regionale zorgstelsels met de huisarts en gezondheidscentra als zorgverlener in de eerste lijn en specialistische zorg en andere verwijshulp in de tweede lijn. Per regio mag in deze visie maar één ziekenfonds actief zijn. Dit heeft vele fusies in ziekenfondsland tot gevolg. De volksverzekering die Hendriks beoogt, haalt het niet. Wel dient hij in 1976 twee wetsontwerpen in die de overheid de instrumenten geeft om zorgvoorzieningen regionaal te plannen en de ontwikkeling van de tarieven in de hand te houden: de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg en de Wet Tarieven Gezondheidszorg.


1986

Niet beschikbaar


1989

Niet beschikbaar


1994

Niet beschikbaar


1998

Niet beschikbaar


2006

 Niet beschikbaar


Zie voor een andere bron: Canon 33 jaar gezondheidszorg en welzijn in Nederland



Share by: